ECLI:NL:CRVB:2005:AP0307

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
27 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/395 BPW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van het beroepschrift wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 januari 2005 uitspraak gedaan in het kader van een verzetprocedure. De opposante had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer Wetten Buitengewoon Pensioen van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 27 augustus 2003 was genomen. Dit beroep werd op 27 mei 2004 niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De opposante heeft hiertegen verzet aangetekend, dat op 3 juni 2004 bij de Raad is ontvangen. De behandeling van het verzet vond plaats op 16 december 2004, waarbij de opposante in persoon aanwezig was, terwijl de geopposeerde zich niet liet vertegenwoordigen.

De Raad heeft in zijn motivering vastgesteld dat de opposante in het verzet geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die tot een gegrondverklaring van het verzet zouden kunnen leiden. De Raad heeft daarbij artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast. Tevens is overwogen dat er geen termen aanwezig zijn om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, dat betrekking heeft op de proceskosten.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard. De Raad concludeert dat de opposante niet heeft aangetoond dat zij gedurende de beroepstermijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen, en dat er geen medische gegevens zijn overgelegd die deze stelling onderbouwen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van griffier J.P. Schieveen, en werd openbaar uitgesproken op 27 januari 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/395 BPW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante,
en
de Raadskamer Wetten Buitengewoon Pensioen van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van 27 mei 2004 heeft de Raad het door opposante ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit van 27 augustus 2003, kenmerk 86334, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroep niet tijdig bij de Raad is ingediend.
Tegen die uitspraak heeft opposante verzet gedaan bij brief van 3 juni 2004, welke op 8 juni 2004 bij de griffie van de Raad is ontvangen.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 16 december 2004. Daar is eiseres in persoon verschenen en heeft geopposeerde, zoals tevoren bericht, zich niet laten vertegenwoordigen
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat opposante in verzet geen gronden naar voren heeft gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen, dat hetgeen door opposante in verzet aanvoert de Raad niet leidt tot het oordeel dat opposante ten aanzien van de overschrijding van geldende beroepstermijn niet in verzuim is geweest.
In het bijzonder overweegt de Raad dat ook in verzet niet is kunnen blijken van medische gegevens waaruit naar voren komt dat opposante gedurende de gehele beroepstermijn buiten staat is geweest een beroepschrift in te (laten) dienen.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2005.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.