ECLI:NL:CRVB:2005:AS2333

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/5793 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.M.A. van der Kolk-Severijns
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep na vernietiging ontslag op staande voet

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. A.J. Crombag, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, waarin het bezwaar van appellant tegen de verlaging van zijn uitkering werd ongegrond verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 23 november 2004, waarbij gedaagde, het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schinnen, werd vertegenwoordigd door H.M. Spätgens. De Raad heeft vastgesteld dat appellant op 6 februari 2001 op staande voet is ontslagen en dat dit ontslag later door het gerechtshof te 's-Hertogenbosch is vernietigd. Hierdoor heeft appellant geen rechtens te respecteren belang meer bij de beoordeling van het besluit van 11 oktober 2001, dat de verlaging van zijn bijstandsuitkering betrof.

De Raad concludeert dat het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het ontslag op staande voet niet meer van toepassing is. Tevens is vastgesteld dat appellant over de periode van bijstandsverlening zijn loon is doorbetaald, waardoor het belang bij de beoordeling van de opgelegde maatregel is komen te vervallen. De Raad heeft gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 644,-- voor zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is gedaan op 4 januari 2005, waarbij de Raad heeft geoordeeld dat de gemeente Schinnen het betaalde griffierecht van € 109,23 aan appellant moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsbescherming van de appellant en de noodzaak om de proceskosten te vergoeden, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/5793 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Schinnen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft mr. A.J. Crombag, advocaat te Geleen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 9 oktober 2002, reg.nr. AWB 01/1559 NABW I.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van appellant heeft nadere stukken aan de Raad gezonden.
Het geding is behandeld ter zitting van 23 november 2004, waar voor appellant is verschenen mr. M.M.J.P. Penners, kantoorgenoot van mr. Crombag, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door H.M. Spätgens werkzaam bij de gemeente Schinnen.
II. MOTIVERING
De Raad gaat uit van de volgende nog van belang zijnde feiten en omstandigheden.
Appellant is met ingang van 9 november 1998 voor onbepaalde tijd is dienst getreden bij Wegom-De Millenerpoort B.V. (hierna: Wegom) te Sittard. Op 6 februari 2001 is hij op staande voet ontslagen.
Bij besluit van 2 juli 2001 heeft gedaagde appellant met ingang van 6 februari 2001 een uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw) toegekend naar de norm voor een alleenstaande. In verband met het ontslag op staande voet heeft gedaagde met toepassing van artikel 14 van de Abw een maatregel opgelegd in de vorm van een verlaging van de bijstand van appellant met 50% voor de duur van een maand.
Bij besluit van 11 oktober 2001 heeft gedaagde het bezwaar van appellant tegen het besluit van 2 juli 2001, dat zich richtte tegen de verlaging van de uitkering, ongegrond verklaard.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van
11 oktober 2001 ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich gemotiveerd tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Appellant heeft Wegom gedagvaard voor de kantonrechter te Sittard en gevorderd te bepalen dat het hem gegeven ontslag op staande voet nietig dan wel vernietigbaar is en dat hem het loon met emolumenten, vermeerderd met de wettelijke verhoging, rente en kosten, wordt doorbetaald. Bij vonnis van 2 januari 2002 heeft de rechtbank Maastricht, sector kanton, die vordering afgewezen.
Bij arrest van 18 december 2002 heeft het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch het vonnis van 2 januari 2002 vernietigd, het op 6 februari 2001 gegeven ontslag op staande voet vernietigd en de rechtsopvolgster van Wegom, Vixia B.V. te Sittard-Geleen, veroordeeld tot betaling aan appellant van diens salaris c.a. vanaf 6 februari 2001 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd.
Bij arrest van 8 oktober 2004 heeft de Hoge Raad het door Vixia B.V. tegen het arrest van het hof ingestelde beroep in cassatie verworpen.
Vixia B.V. heeft begin 2003 uitvoering gegeven aan het arrest van het hof.
De Raad stelt op grond van de voormelde feiten vast dat appellant naderhand over de periode waarover bijstand is verleend diens loon c.a. is doorbetaald, zodat appellant, achteraf bezien, op grond van de artikelen 7 en 26 van de Abw op en na 6 februari 2001 geen recht op bijstand had. Daarmee is het belang bij de beoordeling van de opgelegde maatregel komen te vervallen. Aangezien ook overigens niet is gebleken van enig processueel belang van appellant, brengt dit mee dat appellant thans geen rechtens te respecteren belang meer heeft bij een beoordeling ten gronde van het besluit van 11 oktober 2001. Gelet hierop dient het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Aangezien het ontslag op staande voet is vernietigd, ziet de Raad ten slotte aanleiding om gedaagde te veroordelen in de proceskosten van appellant. Die kosten worden begroot op € 644,-- in beroep en op € 644,-- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
Derhalve wordt beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
Veroordeelt gedaagde in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 1288,--, te betalen door de gemeente Schinnen;
Bepaalt dat de gemeente Schinnen aan appellant het betaalde griffierecht van in totaal
€ 109,23 vergoedt.
Aldus gewezen door mr. J.M.A. van der Kolk-Severijns, in tegenwoordigheid van S.H.W. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 4 januari 2005.
(get.) J.M.A. van der Kolk-Severijns.
(get.) S.H.W. Peeters.
MvK14124