ECLI:NL:CRVB:2005:AS3256
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op grond van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een zoon van een moeder van zigeunerafkomst en een vader die woonwagenbewoner was, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had verzocht om erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. Het verzoek werd afgewezen omdat niet voldoende was aangetoond dat eiser daadwerkelijk was getroffen door oorlogsgeweld.
De Raad overwoog dat de verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, terecht had geconcludeerd dat eiser niet in een reële onderduiksituatie verkeerde op basis van zijn afkomst. Dit werd onderbouwd door de constatering dat er ook na de razzia's van 16 mei 1944 sprake was van deelname aan het openbare leven. Daarnaast werd de directe betrokkenheid van eiser bij een ontploffing van een kettingbom tijdens een voedseltocht als onvoldoende aannemelijk beoordeeld.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. C.G. Kasdorp, en de leden mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer. De griffier was mr. A.D. van Dissel-Singhal. Eiser werd vertegenwoordigd door mr. J.C.M. van Berkel, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit en dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten.