ECLI:NL:CRVB:2005:AS3384
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WUV-uitkering op grond van geen vervolging of vergelijkbare omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, geboren in 1932 als zoon van een moeder van zigeunerafkomst en een vader die woonwagenbewoner was, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend om erkend te worden als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen op de grond dat er geen sprake was van vervolging of van met vervolging vergelijkbare omstandigheden. De verweerster stelde dat eiser niet in een reële onderduiksituatie verkeerde, aangezien hij na de razzia's van 16 mei 1944 deel nam aan het openbare leven.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad concludeerde dat uit de sociale rapporten bleek dat eiser en zijn broers en zusters in de periode van 16 mei 1944 tot het einde van 1944 dagelijks voedsel haalden bij boeren en naar school gingen. De verhuizing van het gezin naar Bussum aan het einde van 1944 werd niet als een onderduiksituatie beschouwd, maar als een noodzakelijke stap vanwege verslechterde voedselvoorziening in Oudewater. De Raad vond ook geen grond voor de door eiser aangevoerde strijd met het gelijkheidsbeginsel, aangezien de situatie van eiser significant verschilde van die van zijn neef en nichten, die zich wel schuilhielden.
De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in aanwezigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier.