ECLI:NL:CRVB:2005:AS3396

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4676 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op grond van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, geboren in 1937 als dochter van een moeder van zigeunerafkomst en een vader die woonwagenbewoner was, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogs-slachtoffer in de zin van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen op 27 augustus 2003, omdat verweerster onvoldoende bewijs had dat eiseres was getroffen door oorlogsgeweld. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.C.M. van Berkel.

De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat verweerster terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet in een reële onderduiksituatie heeft verkeerd op basis van haar afkomst. De Raad verwijst naar de omstandigheden na de razzia’s van 16 mei 1944, waaruit blijkt dat eiseres deel nam aan het openbare leven. Daarnaast heeft de Raad de directe betrokkenheid van eiseres bij een ontploffing van een kettingbom tijdens een voedseltocht als onvoldoende aannemelijk beoordeeld. De Raad concludeert dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden besluit en verklaart het beroep ongegrond.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden. De griffier was mr. A.D. van Dissel-Singhal. De zitting vond plaats op 2 december 2004, waar eiseres in persoon verscheen met haar raadsman, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De Raad achtte geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

03/4676 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eisers], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 27 augustus 2003, kenmerk JZ/60/2003/546, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Heerlen, als gemachtigde van eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift, met bijlagen, is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Namens eiseres is daarna nog een stuk ingezonden.
Het geding is, gevoegd met het geding tussen eiseres en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad en een aantal soortgelijke gedingen van broers en een zuster van eiseres, behandeld ter zitting van de Raad op 2 december 2004.
Aldaar is eiseres in persoon verschenen met bijstand van mr. Van Berkel voornoemd als haar raadsman, terwijl verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Bij het bestreden, na bezwaar genomen besluit heeft verweerster de aanvraag van eiseres, geboren in 1937 als dochter van een moeder van zigeunerafkomst en een vader die woonwagenbewoner was, om te worden erkend als burger-oorlogs- slachtoffer in de zin van de Wet afgewezen, op de grond dat onvoldoende is aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat eiseres is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet. Verweerster heeft daartoe in het bijzonder overwogen, dat niet kan worden aanvaard dat eiseres in een reële onderduiksituatie heeft verkeerd op grond van haar afkomst, nu blijkens de beschrijvingen ook ná de razzia’s van 16 mei 1944 sprake was deelname aan het openbare leven. Voorts heeft verweerster de directe betrokkenheid van eiseres bij de ontploffing van een kettingbom tijdens een voedseltocht onvoldoende aannemelijk geoordeeld.
De Raad kan zich met dit standpunt van verweerster verenigen.
Wat betreft de gestelde onderduik verwijst de Raad naar hetgeen hij terzake heeft overwogen in zijn uitspraak van heden in het geding tussen eiseres en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, nr. 03/4675 WUV.
Ten aanzien van de gestelde ontploffing van een kettingbom, die volgens de beschrijving in een weiland viel, is niet kunnen blijken van een zodanige nabijheid of van zodanige gevolgen dat van een directe betrokkenheid in de zin van artikel 2 van de Wet gesproken zou kunnen worden.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
De Raad acht voorts geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.