ECLI:NL:CRVB:2005:AS3397
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- G. van der Wiel
- R.C. Stam
- Rechtspraak.nl
Privaatrechtelijke dienstbetrekking en loon bij schoonhouden van toiletruimte in horecaonderneming
In deze zaak heeft appellante, een horecaonderneming, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch. De rechtbank had geoordeeld dat de betrokkenen, die verantwoordelijk waren voor het schoonhouden van de toiletruimte, in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot appellante stonden. De rechtbank oordeelde dat het door betrokkenen geïnde schotelgeld als loon kon worden aangemerkt, aangezien dit een contraprestatie was voor de verrichte arbeid. Bovendien werd vastgesteld dat de werkzaamheden een essentieel onderdeel vormden van de bedrijfsvoering van appellante, wat de aanwezigheid van een gezagsverhouding bevestigde.
Tijdens de zitting van de Raad op 2 september 2004, waar de advocaten van beide partijen aanwezig waren, werd het standpunt van appellante dat betrokkenen zich zonder toestemming van de werkgever konden laten vervangen, besproken. De Raad concludeerde dat, ondanks deze mogelijkheid, de persoonlijke arbeid van betrokkenen essentieel was en dat de beloning voor hun werk, hoewel niet rechtstreeks van de werkgever, nog steeds als loon kon worden beschouwd. De Raad vond geen aanleiding om af te wijken van het oordeel van de rechtbank en bevestigde de uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep, onder leiding van voorzitter R.C. Schoemaker, heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 13 januari 2005.