ECLI:NL:CRVB:2005:AS3405
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.G. Kasdorp
- G.L.M.J. Stevens
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van WUV-uitkering op grond van afwezigheid van vervolging of vergelijkbare omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, geboren in 1937 als dochter van een moeder van zigeunerafkomst en een vader die woonwagenbewoner was, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend om erkend te worden als vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. De aanvraag werd afgewezen op de grond dat er geen sprake was van vervolging of van met vervolging vergelijkbare omstandigheden. Verweerster stelde dat eiseres niet in een reële onderduiksituatie verkeerde, aangezien zij na de razzia's van 16 mei 1944 deel nam aan het openbare leven en dagelijks voedsel haalde bij boeren in de omgeving.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. De Raad vond het van beslissende betekenis dat uit sociale rapporten bleek dat eiseres en haar gezin in de periode van 16 mei 1944 tot het einde van 1944 niet in een situatie van onderduik verkeerden. De verhuizing van het gezin naar Bussum aan het einde van 1944 werd niet als een onderduiksituatie beschouwd, maar was eerder ingegeven door praktische overwegingen zoals voedselvoorziening. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit en dat er geen termen aanwezig waren voor een vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van feitelijke omstandigheden en de noodzaak om de situatie van de aanvrager in de context van de tijd te beoordelen. De Raad wees ook de door eiseres ingebrachte argumenten over strijd met het gelijkheidsbeginsel af, omdat de situatie van andere betrokkenen significant anders was.