ECLI:NL:CRVB:2005:AS3416

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/4673 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op basis van onvoldoende bewijs van oorlogsgeweld

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 januari 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiseres, geboren in 1929 te Bussum, en de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres had een aanvraag ingediend om erkend te worden als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO). Verweerster heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiseres onvoldoende bewijs had geleverd dat zij was getroffen door oorlogsgeweld. De Raad heeft de argumenten van verweerster onderschreven, waarbij met name werd gewezen op de onduidelijkheid van de omstandigheden rondom de seksuele mishandeling door een Duitse soldaat en de gestelde ontploffing van een kettingbom. De Raad oordeelde dat de gebeurtenissen niet onder de werking van de WUBO konden worden gebracht, omdat er geen duidelijke context was die de claims van eiseres ondersteunde.

De Raad heeft in zijn overwegingen ook verwezen naar een eerdere uitspraak in een vergelijkbare zaak, waarin de onderduik van eiseres werd besproken. De Raad concludeerde dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit en dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en na behandeling van het geding op 2 december 2004, waar eiseres werd bijgestaan door haar advocaat, mr. J.C.M. van Berkel, en verweerster werd vertegenwoordigd door mr. T.R.A. Dircke. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is te vinden op rechtspraak.nl.

Uitspraak

03/4673 WUBO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 27 augustus 2003, kenmerk JZ/F60/2003/547, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dit besluit heeft mr. J.C.M. van Berkel, advocaat te Heerlen, als gemachtigde van eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift, met bijlagen, is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Namens eiseres zijn daarna nog enkele stukken ingezonden.
Het geding is, gevoegd met het geding tussen eiseres en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad en een aantal soortgelijke gedingen van broers en een zuster van eiseres, behandeld ter zitting van de Raad op 2 december 2004.
Aldaar is eiseres in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Van Berkel voornoemd, als haar gemachtigde. Verweerster heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. T.R.A. Dircke, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Bij het bestreden, na bezwaar genomen besluit heeft verweerster de aanvraag van eiseres, die geboren is in 1929 te Bussum als dochter van een moeder van zigeunerafkomst en een vader die woonwagenbewoner was, om te worden erkend als burger-oorlogsslachtoffer in de zin van de Wet afgewezen, op de grond dat onvoldoende is aangetoond dan wel aannemelijk gemaakt dat eiseres is getroffen door oorlogsgeweld in de zin van de Wet. Verweerster heeft daartoe in het bijzonder overwogen, dat niet kan worden aanvaard dat eiseres in Oudewater of in Bussum in een reële onderduiksituatie heeft verkeerd op grond van haar afkomst, nu blijkens de beschrijvingen ook ná de razzia’s van 16 mei 1944 sprake was van deelname aan het openbare leven. Verder heeft verweerster ten aanzien van de (seksuele) mishandeling van eiseres door een Duitse soldaat het relaas omtrent de omstandigheden waaronder die plaatsvond dermate onduidelijk gevonden dat zij meent dat de gebeurtenis niet onder de werking van de Wet kan worden gebracht. Voorts heeft verweerster de directe betrokkenheid van eiseres bij de ontploffing van een kettingbom tijdens een voedseltocht onvoldoende aannemelijk geoordeeld.
De Raad kan zich met dit standpunt van verweerster verenigen.
Wat betreft de gestelde onderduik verwijst de Raad naar hetgeen hij terzake heeft overwogen in zijn uitspraak van heden in het geding tussen eiseres en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, nr. 03/ 4672 WUV.
Met betrekking tot de gestelde seksuele mishandeling door een Duitse soldaat is de Raad met verweerster van oordeel dat het relaas omtrent de omstandigheden waaronder die plaatsvond zo weinig omringende bijzonderheden vermeldt dat geheel niet duidelijk is dat er sprake is geweest van handelingen in een context als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet. Onder deze omstandigheden heeft verweerster, naar het oordeel van de Raad op goede gronden afgezien van nader (medisch) onderzoek naar deze gebeurtenis.
Ten aanzien van de gestelde ontploffing van een kettingbom, die volgens de beschrijving in een weiland viel, is niet kunnen blijken van een zodanige nabijheid of van zodanige gevolgen dat van een directe betrokkenheid in de zin van artikel 2 van de Wet gesproken zou kunnen worden.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond.
De Raad acht voorts geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 13 januari 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.