ECLI:NL:CRVB:2005:AS4005

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1905 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.R. Geerling-Brouwer
  • A.D. van Dissel-Singhal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 23 september 2004 niet-ontvankelijk was verklaard omdat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was betaald. Tegen deze uitspraak heeft de opposante verzet aangetekend, maar zij heeft aangegeven niet ter zake van haar verzet te willen worden gehoord.

De Raad heeft vastgesteld dat de opposante in haar verzet geen nieuwe gronden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van het verzet zouden kunnen leiden. De Raad concludeert dat het beroep van de opposante op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard. Het verzet is ongegrond verklaard, en de Raad heeft geen termen aanwezig geacht om vrijstelling van het griffierecht toe te passen, conform artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak benadrukt het belang van tijdige betaling van griffierechten en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting. De Raad heeft in zijn beslissing de relevante artikelen van de Beroepswet en de Awb in acht genomen, en heeft de uitspraak openbaar uitgesproken, waarbij de betrokken rechters aanwezig waren.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1905 WUBO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 23 september 2004 het door opposante ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit d.d. 19 maart 2004 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposante verzet gedaan.
Opposante heeft te kennen gegeven niet ter zake van haar verzet te willen worden gehoord.
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat opposante in verzet geen gronden naar voren heeft gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
Hiertoe heeft de Raad overwogen, dat hetgeen opposante in verzet aanvoert in wezen een herhaling is van wat zij eerder naar voren heeft gebracht namelijk dat zij niet wenst te betalen.
Ingevolge artikel 8:41 van de Awb is het niet mogelijk vrijstelling te verlenen van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
Het voorgaande betekent dat het beroep van opposante op goede gronden niet-ontvankelijk is verklaard.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposante gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2005.
(get) H.R. Geerling-Brouwer.
(get) A.D. van Dissel-Singhal.