ECLI:NL:CRVB:2005:AS4055
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.R. Geerling-Brouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2005 uitspraak gedaan over de afwijzing van de erkenning van eiser als burger-oorlogsslachtoffer op basis van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO). Eiser, geboren in 1934 in het voormalige Nederlands-Indië, had in mei 2003 een aanvraag ingediend voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer en voor een toeslag, periodieke uitkering en bijzondere voorzieningen. Hij baseerde zijn aanvraag op gezondheidsklachten die hij toeschrijft aan zijn oorlogservaringen, waaronder de arrestatie van zijn vader en broer, de vermissing van zijn broer, en de ongeregeldheden tijdens de Bersiap-periode.
De Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag van eiser vooral steunt op algemene oorlogsomstandigheden en niet op specifieke, tegen hem gerichte handelingen of maatregelen zoals vereist door de wet. De Raad concludeert dat de door eiser genoemde gebeurtenissen, zoals de vermissing van zijn broer en de ongeregeldheden tijdens zijn vlucht, niet voldoen aan de criteria voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer. De Raad heeft ook opgemerkt dat de door eiser genoemde omstandigheden niet kunnen leiden tot erkenning, omdat deze niet zijn aangetoond of voldoende aannemelijk zijn gemaakt.
De Raad heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en het bestreden besluit van de verweerster in stand gelaten. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een vergoeding van proceskosten. De uitspraak benadrukt dat de erkenning als burger-oorlogsslachtoffer gebonden is aan specifieke gebeurtenissen zoals omschreven in de wet, en dat algemene oorlogsomstandigheden niet voldoende zijn voor erkenning.