ECLI:NL:CRVB:2005:AS4061

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/877 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 januari 2005 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante had eerder een beroep ingesteld tegen een besluit van de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, dat op 28 november 2003 was genomen. Dit beroep werd op 27 mei 2004 niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Tegen deze uitspraak heeft de opposante verzet aangetekend, dat op 9 december 2004 ter zitting werd behandeld. Tijdens deze zitting was de opposante aanwezig, bijgestaan door haar raadsvrouwe, mr. A. Bierenbroodspot, terwijl de geopposeerde werd vertegenwoordigd door J.J.G.A. Theelen.

De Raad heeft vastgesteld dat de opposante in haar verzet geen gronden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van het verzet zouden kunnen leiden. De Raad concludeert dat het bestreden besluit op de juiste wijze aan de opposante is bekendgemaakt. De eerste aanbieding vond plaats op 1 december 2003, maar de opposante heeft hierop geen actie ondernomen. De Raad oordeelt dat de geopposeerde niet verplicht was om de beroepstermijn expliciet te vermelden, en dat de opposante niet kan worden vrijgesteld van haar verzuim door te stellen dat een ingediend inlichtingenformulier als beroepschrift had moeten worden behandeld.

Uiteindelijk heeft de Raad geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat de opposante niet in verzuim is geweest. Het verzet is daarom ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), en er zijn geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier E. Heemsbergen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/877 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats], opposante,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 mei 2004 het namens opposante ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit d.d. 28 november 2003 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het beroepschrift niet tijdig bij de Raad is ingediend.
Tegen die uitspraak is namens opposante verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 9 december 2004. Daar is opposante in persoon verschenen bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. A. Bierenbroodspot, advocaat te Amsterdam. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door J.J.G.A Theelen, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
De Raad stelt vast dat opposante in verzet geen gronden naar voren heeft gebracht die tot gegrondverklaring van het verzet dienen te leiden.
De Raad neemt daartoe in aanmerking dat op basis van de gedingstukken aangenomen moet worden dat het bestreden besluit op de voorgeschreven wijze aan opposante is bekendgemaakt en aan haar door de Posterijen op 1 december 2003 voor het eerst is aangeboden. Van deze aanbieding is bericht achtergelaten, op welk bericht opposante geen aktie heeft ondernomen.
Het gegeven dat bij de tweede verzending van het bestreden besluit op 31 december 2003 door geopposeerde niet is vermeld dat de beroepstermijn zou eindigen op 9 januari 2004 kan opposante niet disculperen nu zodanige vermelding niet krachtens de Awb is voorgeschreven.
De namens opposante naar voren gebrachte stelling dat geopposeerde een op 10 december 2003 door opposante ingediend inlichtingenformulier als (tijdig) beroepschrift naar de Raad had dienen door te zenden, kan de Raad niet onderschrijven, nu voor geopposeerde op geen enkele wijze kenbaar was dat dit formulier (mede) als beroep tegen het bestreden besluit moest worden opgevat.
Uit het vorenstaande volgt dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposante niet in verzuim is geweest. Dit betekent dat het namens opposante gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. H.R. Geerling-Brouwer, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2005.
(get.) H.R. Geerling-Brouwer.
(get.) E. Heemsbergen.