ECLI:NL:CRVB:2005:AS4821
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- S.W.H. Peeters
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift inzake bijzondere bijstand voor eigen bijdrage rechtshulp
In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam ongegrond werd verklaard. Het geschil betreft de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift dat appellant had ingediend naar aanleiding van een brief van gedaagde van 11 maart 1998, waarin werd medegedeeld dat zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtshulp zou worden afgehandeld. Gedaagde heeft het schrijven van appellant van 1 oktober 2001, waarin hij stelde dat gedaagde niet overeenkomstig de brief van 11 maart 1998 had gehandeld, niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft deze beslissing bevestigd, en appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 21 december 2004, waarbij appellant in persoon aanwezig was en gedaagde vertegenwoordigd werd door mr. L.M. Mulder. De Raad heeft vastgesteld dat de brief van 11 maart 1998 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), maar slechts een mededeling van informatieve aard. De Raad onderschrijft het oordeel van zowel gedaagde als de rechtbank en concludeert dat er geen sprake is van een besluit dat appellants bezwaarschrift ontvankelijk zou maken.
De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en wijst het verzoek van appellant om schadevergoeding af, omdat er geen ruimte is voor een veroordeling tot schadevergoeding. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.H.M. Roelofs als voorzitter, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en is openbaar uitgesproken op 1 februari 2005.