ECLI:NL:CRVB:2005:AS4918
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAZ-uitkering en grondslagberekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen een uitspraak van de rechtbank Maastricht, die haar beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Het geschil betreft de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante, die door het Uwv was vastgesteld op 65-80% op basis van een grondslag van f 22,05 per dag. Appellante betwist deze vaststelling en stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen verlies aan verdienvermogen is en dat haar arbeidsongeschiktheid lager is dan 25%. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de rechtbank buiten de grenzen van het geschil is getreden door deze conclusie te trekken, aangezien appellante de mate van arbeidsongeschiktheid niet ter discussie had gesteld in haar beroep. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een wijziging van het bestreden besluit rechtvaardigen, en dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven.
Daarnaast heeft de Raad vastgesteld dat de grondslag voor de berekening van de WAZ-uitkering niet correct is vastgesteld door het Uwv. De Raad oordeelt dat de berekening van de grondslag moet plaatsvinden op basis van het dagloon voor de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en niet op basis van het belastbaar loon uit 1998. Dit leidt tot een hogere WAZ-grondslag van f 26,79 per dag, wat resulteert in een hogere uitkering voor appellante. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak en het besluit van het Uwv, en veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, die in totaal € 1.288,-- bedragen, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 109,23.