ECLI:NL:CRVB:2005:AS5039
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering en toepassing van besluit uurloonschatting
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 28 januari 2005, gaat het om de weigering van een WAO-uitkering aan gedaagde door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De zaak is ontstaan na de inwerkingtreding van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op 1 januari 2002, waarbij het Uwv in de plaats trad van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). Gedaagde had op 19 juni 2002 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op bezwaar tegen het besluit van 1 november 2001, waarin werd gesteld dat gedaagde minder dan 15% arbeidsongeschikt was. De rechtbank Breda verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het besluit van 23 juli 2002, waarbij het bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank oordeelde dat er gebreken waren in de arbeidskundige grondslag van het besluit, met name in de selectie van functies die niet een reëel beeld gaven van gedaagdes verdiencapaciteit.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak in hoger beroep behandeld en kwam tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte het besluit van 23 juli 2002 niet in stand had gelaten. De Raad oordeelde dat de geselecteerde functies, die waren gekozen op basis van het Besluit uurloonschatting 1999, voldoende realiteitswaarde hadden en dat de selectie conform de stappen van het beleid correct was uitgevoerd. De Raad merkte op dat er geen medische gronden waren voor een urenbeperking voor gedaagde, die voorheen 28 uur per week werkte.
De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het inleidend beroep van gedaagde tegen het besluit van 23 juli 2002 alsnog ongegrond en verlaagde de proceskostenveroordeling tot € 161,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige functieselectie en de toepassing van de juiste beleidsregels bij het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.