ECLI:NL:CRVB:2005:AS5274

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5581 WW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.A. Hoogeveen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij hoger beroep wegens opname in kliniek niet verschoonbaar

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank ‘s-Gravenhage van 26 juli 2004, waarin haar beroep tegen een beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen werd afgewezen. De rechtbank had geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding het gevolg was van haar opname in de Detox-kliniek Alcohol Jan Hein van 1 september 2004 tot en met 1 oktober 2004. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de beroepstermijn op 7 september 2004 afliep. Appellante had de termijnoverschrijding niet voldoende onderbouwd, ondanks haar verwijzing naar de opname in de kliniek. De Raad concludeerde dat appellante, ondanks haar opname, in staat had moeten zijn om een beroepschrift in te dienen, zelfs als dit summier zou zijn geweest. De enkele opname in de kliniek was niet voldoende om aan te nemen dat appellante niet in verzuim was geweest.

Daarom verklaarde de Centrale Raad van Beroep het hoger beroep niet-ontvankelijk. De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 januari 2005, en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5581 WW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. INLEIDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank ‘s-Gravenhage op 26 juli 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, kenmerk AWB 04/79 WW.
Deze uitspraak is op 27 juli 2004 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 7 oktober 2004 ter griffie ontvangen. Het is blijkens de poststempel op de enveloppe op 6 oktober 2004 ter post bezorgd.
II. MOTIVERING
Volgens artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij schrijven van 8 december 2004 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 15 december 2004, onder verwijzing naar een bijgevoegd schrijven van 15 december 2004 van M. Boninfante werkzaam bij Parnassia, Psychisch-Medisch Centrum te ’s-Gravenhage, geantwoord dat de beroepstermijn is overschreden wegens een opname in de Detox-kliniek Alcohol Jan Hein van 1 september 2005 tot en met 1 oktober 2004.
Hetgeen appellante ter zake heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat zij niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat appellante is gewezen op de beroepstermijn van zes weken, die afliep op 7 september 2004. Het enkele feit dat appellante van 1 september 2004 tot en met 1 oktober 2004 is opgenomen geweest in voornoemde kliniek betekent niet dat zij niet een -desnoods summier- beroepschrift had kunnen (laten) indienen. Dat appellante daartoe niet staat zou zijn geweest is de Raad niet gebleken.
Het hoger beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek wordt beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen in tegenwoordigheid van R.B.E. van Nimwegen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2005.
(get.) M.A. Hoogeveen.
(get.) R.B.E. van Nimwegen.
Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van dit afschrift schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.