ECLI:NL:CRVB:2005:AS5611
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- H.J. Simon
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake afbouw toeslag op grond van de Toeslagenwet in relatie tot het verdrag met Marokko
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant, woonachtig in Marokko, tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) dat zijn toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) in een periode van drie jaar zou worden afgebouwd. Het oorspronkelijke besluit van 15 januari 2001 werd door de appellant bestreden, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van de appellant gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, wat leidde tot een hoger beroep van de appellant.
De Centrale Raad van Beroep heeft in deze uitspraak vastgesteld dat de appellant geen procesbelang meer heeft bij zijn hoger beroep, aangezien het besluit van 6 november 2003, waarin zijn bezwaar gegrond werd verklaard, volledig tegemoetkwam aan zijn eisen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de appellant geen belang heeft bij de uitspraak over het eerdere besluit. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko zich verzet tegen de afbouw van de toeslag, maar de Raad oordeelt dat de appellant in het hoger beroep geen belang heeft, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. H.J. Simon, met mr. M.F. van Moorst als griffier, en is openbaar uitgesproken op 28 januari 2005. De Raad heeft geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).