ECLI:NL:CRVB:2005:AS5665
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schuttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding en causaal verband in sociale zekerheidsrechtelijke geschillen
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 11 januari 2005, staat de vraag centraal of er een causaal verband bestaat tussen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en een ongeval dat gedaagde is overkomen. Gedaagde had een verzoek om schadevergoeding ingediend na een ongeluk dat zijn gezondheid had verslechterd. Het Uwv had eerder, bij besluit van 21 juli 1998, dit verzoek afgewezen, omdat er geen causaal verband kon worden aangetoond tussen het ongeval en het besluit van 28 juli 1994, dat betrekking had op de toekenning van uitkeringen op basis van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De rechtbank Utrecht had het bezwaar van gedaagde gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen.
In hoger beroep heeft het Uwv de uitspraak van de rechtbank bestreden. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak niet voldoende had onderzocht of gedaagde, op basis van het besluit van 28 juli 1994, genoodzaakt was om weer te gaan werken, wat leidde tot het ongeval. De Raad oordeelde dat het Uwv niet had aangetoond dat gedaagde niet onder druk stond om te hervatten, en dat het besluit van 28 juli 1994 niet de verplichting tot werkhervatting met zich meebracht. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van gedaagde ongegrond verklaard, waarbij het Uwv niet aansprakelijk werd gesteld voor de schade die gedaagde had geleden.
De uitspraak benadrukt het belang van causaal verband in schadevergoedingzaken binnen het sociale zekerheidsrecht en de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig te onderzoeken of hun besluiten leiden tot onrechtmatige schade voor de betrokkenen. De Raad heeft ook aangegeven dat de uitbreiding van de vordering van gedaagde tot immateriële schadevergoeding niet aan de orde kon komen, omdat dit niet in de eerdere procedure was behandeld.