ECLI:NL:CRVB:2005:AS6261
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering van WAO-uitkering op basis van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om de weigering van een uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aan appellante, die na een periode van ziekte, veroorzaakt door lichamelijke en psychische klachten, een aanvraag indiende. De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), die op 12 november 2001 had besloten om de uitkering te weigeren. De weigering was gebaseerd op de conclusie dat appellante na de wettelijke wachttijd van 52 weken minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Dit besluit werd door de rechtbank Breda in een eerdere uitspraak bevestigd.
De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslagen van het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de medische beperkingen van appellante niet zodanig waren dat deze meer beperkingen rechtvaardigden dan in het belastbaarheidspatroon waren opgenomen. De Raad heeft de bevindingen van de verzekeringsarts J. Schepman en de bezwaarverzekeringsarts D. Ubbink in zijn overwegingen meegenomen. De Raad concludeert dat er geen nieuwe medische gegevens zijn die de eerdere oordelen van de rechtbank en het Uwv ondermijnen.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van appellante verklaard dat zij haar eerdere grieven niet langer handhaaft, wat betreft de behandeling van een later ingediende brief van de oefentherapeute. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De Raad ziet geen aanleiding om gedaagde in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak wordt gedaan door mr. C.W.J. Schoor, in aanwezigheid van drs. T.R.H. van Roekel als griffier, en wordt openbaar uitgesproken op 15 februari 2005.