ECLI:NL:CRVB:2005:AS6263
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de hoogte van WAO-uitkering in verband met inkomsten uit arbeid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De appellant, die als elektromonteur heeft gewerkt, heeft sinds 1 maart 1978 een WAO-uitkering vanwege oogklachten. De uitkering was aanvankelijk vastgesteld op 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid, maar is door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) verlaagd naar 65 tot 80% op basis van inkomsten uit arbeid. Dit besluit is door de rechtbank Haarlem bevestigd, waarna de appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 januari 2005. De appellant heeft zijn eerdere standpunten herhaald, met name met betrekking tot de diplomavergoeding en de omzetpost van f 25.000,- die in 2000 was gefactureerd. De Raad heeft vastgesteld dat de rechtbank de juiste juridische uitgangspunten heeft gehanteerd en dat de appellant geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat van de fiscale keuze van de appellant zou moeten worden afgeweken. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de diplomavergoeding als inkomen uit arbeid moet worden aangemerkt.
De Raad heeft geen aanleiding gezien om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en houdt in dat de appellant zijn standpunten niet heeft kunnen onderbouwen met nieuwe feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad heeft de zaak afgesloten met de bevestiging van de aangevallen uitspraak.