ECLI:NL:CRVB:2005:AS6265

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/4169 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.I. ’t Hooft
  • I.D. Veldman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag vervangende scootermobiel op basis van objectieve medische criteria

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 9 juli 2004 het beroep ongegrond verklaarde. Appellant had verzocht om vervanging van zijn eerder toegekende scootermobiel (Booster Trophy) door een nieuwer en duurder model (Sterling Elite). Gedaagde, het bestuur van de Regionale Organisatie Gehandicaptenvoorzieningen Nieuwe Waterweg Noord, had de aanvraag afgewezen op basis van een besluit op bezwaar van 23 juni 2003. De rechtbank oordeelde dat de eerder verstrekte scootermobiel voldeed aan de medische vereisten en dat er geen objectieve noodzaak was voor vervanging. Appellant had geen medische gegevens overgelegd die zijn verzoek konden onderbouwen.

In hoger beroep herhaalde appellant zijn grieven en benadrukte dat de Sterling noodzakelijk was voor hem vanwege het grotere comfort en gebruiksgemak. De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, binnen het toepasselijke toetsingskader van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), er geen objectieve medische of antropometrische redenen waren voor de vervangingsaanvraag. De door appellant gepresenteerde klachten vonden onvoldoende steun in de medische gegevens die door gedaagde waren gebruikt. De Raad bevestigde het oordeel van de rechtbank en wees erop dat de rechter in het kader van de Wvg niet kan oordelen over de redelijkheid van de afwijzing van de aanvraag.

De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag om vervangende scootermobiel terecht was.

Uitspraak

04/4169 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het bestuur van het gemeenschappelijk orgaan Regionale Organisatie Gehandicaptenvoorzieningen Nieuwe Waterweg Noord, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 juli 2004, reg.nr. 03/2042 WVG.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant en gedaagde hebben de Raad desgevraagd nadere stukken doen toekomen.
Het geding is versneld behandeld ter zitting van 21 december 2004, waar appellant in persoon is verschenen, en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. J.C. Bartels, werkzaam bij Deloitte Juridisch Adviezen Publieke Sector.
II. MOTIVERING
Voor een overzicht van de feiten, de standpunten van partijen in eerste aanleg, de toepasselijke bepalingen van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), de Verordening voorzieningen gehandicapten Nieuwe waterweg Noord 2002 (de Verordening) en het op die verordening gebaseerde Verstrekkingenboek, verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. Van de Verordening worden hier in het bijzonder vermeld de in artikel 1.2, eerste lid, onder b en c, neergelegde voorwaarden voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het verstrekken van een (vervoers)voorziening.
Die komen er op neer dat sprake moet zijn van de naar -objectieve (medische) maatstaf gemeten- goedkoopst adequate voor betrokkene noodzakelijke voorziening. In lijn daarmee schrijft de in paragraaf 4.6 van het Verstrekkingenboek opgenomen beleidsregel voor dat een van het standaardpakket afwijkend type scootermobiel slechts om medische of antropometrische redenen wordt verstrekt.
Gedaagde heeft bij besluit op bezwaar van 23 juni 2003 vastgehouden aan zijn afwijzing van de aanvraag van appellant om vervanging van de hem eerder toegekende scootermobiel (Booster Trophy) door een nieuwer -duurder- model (Sterling Elite).
De rechtbank heeft het standpunt van gedaagde onderschreven en het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Daartoe heeft zij, lettend op de in de hiervoor vermelde bepalingen neergelegde reikwijdte van gedaagdes zorgplicht voor vervoersvoorzieningen, onder meer overwogen dat de eerder aan appellant verstrekte Booster voldoet aan de door gedaagdes medisch adviseur op grond van zijn onderzoeksbevindingen vastgestelde vereisten (te weten: een goede vering en een mogelijkheid om de bedieningshand af te wisselen). Tevens heeft zij laten wegen dat appellant heeft erkend dat de vering van de Sterling minder is dan die van de hem toegekende Booster en dat hij van die laatste, ondanks zijn klachten, dagelijks gebruik maakt. Op grond van de voorhanden medische gegevens heeft de rechtbank geoordeeld dat het door appellant benadrukte grotere comfort van de Sterling wat betreft beenruimte, besturing en het doen van boodschappen, in zijn geval geen medisch objectiveerbare noodzaak oplevert voor vervanging van de Booster. Daarbij heeft de rechtbank opgemerkt dat appellant geen informatie van een (medisch) deskundige heeft overgelegd waaruit blijkt dat de Booster om objectiveerbare medische of antropometrische reden voor hem niet adequaat is. Tenslotte heeft de rechtbank zich kunnen vinden in het standpunt van gedaagde dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden die gedaagde ertoe hadden moeten brengen om met toepassing van de hardheidsclausule ten gunste van appellant voorbij te gaan aan de in zijn geval toepasselijke bepalingen van de Verordening en het Verstrekkingenboek.
In hoger beroep heeft appellant de door hem in eerste aanleg aangevoerde grieven herhaald. Daarbij heeft hij beklemtoond dat de door hem geprefereerde Sterling voor hem noodzakelijk is, omdat het grotere comfort en gebruiksgemak zal leiden tot een vermindering van de -diverse- door hem ervaren belemmeringen bij zijn verplaatsingen per scootermobiel.
De Raad overweegt als volgt.
Blijvend binnen het toepasselijke -objectieve- toetsingskader van de Wvg, ziet de Raad, gelet op de aanwezige medische gegevens, geen grond om te oordelen dat appellant om objectief medische of antropometrische redenen was aangewezen op vervanging van de eerder aan hem verstrekte Booster door de door hem gewenste -duurdere- Sterling. De -diverse- door appellant achtereenvolgens gepresenteerde belemmeringen in verband met door hem ervaren (pijn)klachten door het mindere gebruikscomfort van de Booster vinden onvoldoende steun in de -op die kwestie toegespitste- medische en ergonomische onderzoeksgegevens die gedaagde bij zijn besluitvorming in aanmerking heeft genomen. Hoewel hem daartoe in hoger beroep expliciet de gelegenheid is geboden, heeft appellant zijn verzoek om verstrekking van een andere scootermobiel niet geadstrueerd met enig medisch gegeven dat specifiek betrekking heeft op de door hem gestelde mobiliteitsproblemen. De door appellant ingezonden globale verklaring van zijn huisarts biedt in dit opzicht geen relevant gezichtspunt. Ook overigens onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank.
Ten overvloede en mede ter voorlichting van appellant wijst de Raad er op dat de rechter, anders dan destijds onder de vigeur van het voormalige voorzieningenstelsel van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet, bij zijn toetsing in het kader van de Wvg niet kan treden in de vraag of gehele of gedeeltelijke afwijzing van de aanvraag in overeenstemming is met de redelijkheid, bedoeld in artikel 57, zevende lid (oud) van die wet.
De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden bevestigd.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. M.I. ’t Hooft, in tegenwoordigheid van mr. I.D. Veldman als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2005.
(get.) M.I. ’t Hooft.
(get.) I.D. Veldman.