ECLI:NL:CRVB:2005:AS6697
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- M.S.E. Wulffraat-van Dijk
- A. van Netten
- Rechtspraak.nl
Herstelverklaring en geschiktheid voor arbeid na ziekte
In deze zaak gaat het om de vraag of de appellant, die hersteld was verklaard door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), terecht niet meer ongeschikt werd geacht voor het verrichten van zijn arbeid. De appellant, die werkzaam was als opruimer in de bouw, had in 2000 een uitval door ziekte. Op 9 februari 2001 werd hij door gedaagde hersteld verklaard, met ingang van 5 maart 2001. Appellant was het niet eens met deze beslissing en ging in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, die het bezwaar van appellant ongegrond had verklaard.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 5 januari 2005, waarbij appellant niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.J. Zennipman. Gedaagde was vertegenwoordigd door mr. M. de Graaff. De Raad heeft de argumenten van appellant, waaronder de stelling dat de rechtbank ten onrechte geen rekening heeft gehouden met de verklaring van psychiater R.W. Jessurun, overwogen. Appellant stelde dat hij vanaf 5 maart 2001 niet in staat was om enige arbeid te verrichten en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar zijn psychische klachten.
De Raad concludeert dat de argumenten van appellant geen nieuwe gezichtspunten bieden ten opzichte van de eerdere procedure. De Raad onderschrijft de conclusie van de verzekeringsarts dat er geen medische beletselen waren voor appellant om zijn arbeid te verrichten. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat gedaagde terecht heeft geweigerd om appellant ziekengeld te verstrekken. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is op 16 februari 2005 gedaan, waarbij de eerdere uitspraak is bevestigd.