ECLI:NL:CRVB:2005:AS7865

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5784 MPW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2005 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn hoger beroep. De Raad had eerder, op 27 mei 2004, het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant had het griffierecht pas op 23 januari 2004 op de bankrekening van de Raad laten bijschrijven, terwijl de deadline voor betaling op 21 januari 2004 lag. De opposant voerde aan dat hij het griffierecht wel op tijd had voldaan, maar dat de vertraging te wijten was aan de postbank. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheid het verzuim niet verschoonbaar maakte.

Tijdens de zitting op 6 januari 2005 was de opposant persoonlijk aanwezig, terwijl de Staatssecretaris van Defensie, de geopposeerde, zich niet had laten vertegenwoordigen. De Raad benadrukte dat de opposant zelf verantwoordelijk is voor de tijdige betaling van het griffierecht en dat hij was gewaarschuwd voor mogelijke vertragingen bij het overmaken van gelden via de bank. De Raad concludeerde dat er geen termen aanwezig waren om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat betrekking heeft op de proceskosten.

Uiteindelijk verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond, waarmee de eerdere uitspraak van niet-ontvankelijkheid in stand bleef. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp, in aanwezigheid van griffier E. Heemsbergen, en werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2005.

Uitspraak

N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5784 MPW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], België, opposant,
en
de Staatssecretaris van Defensie, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 mei 2004 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een door de rechtbank ’s-Gravenhage op 10 oktober 2003 tussen partijen gewezen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is voldaan.
Tegen de uitspraak van 27 mei 2004 heeft opposant bij brief van 18 augustus 2004, ontvangen ter griffie van de Raad op
23 augustus 2004, verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 6 januari 2005. Daar is opposant in persoon verschenen. Geopposeerde heeft zich, zoals tevoren bericht, niet doen vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is bij schrijven van 2 december 2003 opposant gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Bij aangetekend verzonden schrijven van 24 december 2003 is opposant erop gewezen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken na dagtekening per kas diende te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad diende te zijn bijgeschreven en is hem tevens erop gewezen dat hij er rekening mee diende te houden dat overschrijding van deze termijn niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep zou betekenen.
De Raad stelt vast dat de datum waarop het verschuldigde griffierecht per kas diende te zijn betaald dan wel op de bankrekening van de Raad diende te zijn bijgeschreven,
21 januari 2004 was.
Het griffierecht is eerst op 23 januari 2004 op de bankrekening van de Raad bijgeschreven, zodat moet worden vastgesteld dat opposant de in de brief van 24 december 2003 genoemde termijn van vier weken heeft overschreden. Het door opposant in verzet aangevoerde, te weten dat hij het verschuldigde griffierecht wel op tijd heeft voldaan maar dat hij geen invloed heeft op de snelheid waarmee de postbank werkt, is geen omstandigheid die voormeld verzuim verschoonbaar doet zijn.
De Raad is van oordeel dat opposant zelf verantwoordelijk blijft voor de tijdige betaling van het verschuldigde griffierecht. Bij de eerder genoemde brief van 2 december 2003 is gewaarschuwd dat het overmaken van gelden via een bank aanzienlijke tijd kan vergen.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.