ECLI:NL:CRVB:2005:AS7883

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5618 WUBO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak gaat het om het verzet van de opposant tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn beroep door de Raad voor de Rechtspraak. De Raad had eerder, op 27 mei 2004, het beroep van de opposant niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant heeft op 16 juni 2004 verzet aangetekend tegen deze uitspraak. De behandeling van het verzet vond plaats op 6 januari 2005, waarbij de opposant in persoon aanwezig was en de geopposeerde vertegenwoordigd werd door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin van de Pensioen- en Uitkeringsraad.

De Raad heeft vastgesteld dat de opposant op 30 januari 2004 het griffierecht heeft betaald, terwijl dit uiterlijk op 12 januari 2004 had moeten gebeuren. De opposant voerde aan dat hij door persoonlijke omstandigheden, zoals een echtscheiding en het ontslag van zijn zoon, niet in staat was om tijdig het griffierecht te betalen. De Raad oordeelde echter dat deze omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat de opposant niet in verzuim was. De Raad had eerder al aan de opposant gevraagd om uitleg over de overschrijding van de beroepstermijn, en de opposant had toen dezelfde redenen aangevoerd.

De Raad concludeert dat de opposant had moeten zorgen voor tijdige betaling van het griffierecht, vooral gezien de eerdere communicatie over de betaling. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan met toepassing van artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad achtte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betreft de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/5618 WUBO
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
de Raadskamer WUBO van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 mei 2004 het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit van 25 september 2003, kenmerk JZ/J70/2003, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposant verzet gedaan bij brief van 16 juni 2004.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad op 6 januari 2005. Daar is opposant in persoon verschenen. Geopposeerde heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Bij aangetekend schrijven van 15 december 2003 is opposant - nadat hij eerder, bij schrijven van 24 november 2003, was uitgenodigd het verschuldigde griffierecht te betalen - erop gewezen dat het verschuldigde griffierecht alsnog binnen vier weken na dagtekening per kas dient te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad dient te zijn bijgeschreven.
De Raad stelt vast dat de datum waarop het verschuldigde griffierecht per kas diende te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad diende te zijn bijgeschreven,
12 januari 2004 was.
Het griffierecht is eerst op 30 januari 2004 op de bankrekening van de Raad bijgeschreven, zodat moet worden vastgesteld dat opposant de in de brief van 15 december 2003 gestelde termijn van vier weken heeft overschreden.
Hetgeen door opposant in verzet is aangevoerd, en ter terechtzitting nog nader toegelicht, te weten belastende familie omstandigheden als gevolg van echtscheiding en ontslag van zijn zoon waardoor hij er niet aan gedacht heeft tijdig beroep in te stellen en ook het griffierecht niet op tijd heeft betaald, kan naar het oordeel van de Raad niet worden aangemerkt als omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. Dit geldt teminder nu hem bij brief van 24 november 2003 ook al was gevraagd naar de reden waarom hij de beroepstermijn heeft overschreden en hij voor dat verzuim dezelfde redenen had aangevoerd. Van opposant had naar het oordeel van de Raad mogen worden verwacht dat hij onder die omstandigheden aan de brief van 15 december 2003 inzake het nog niet betaald hebben van griffierecht extra aandacht zou hebben besteed. Hij had er toen in elk geval voor moeten zorgen onverwijld het griffierecht te betalen dan wel zich door een derde daarin te laten bijstaan.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposant gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 februari 2005.
(get) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.