ECLI:NL:CRVB:2005:AS8271
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Premies en boetes sociale werknemersverzekeringen opgelegd aan appellant voor uitbetaalde bedragen aan bezorgers
In deze zaak gaat het om de vraag of de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht premies en boetes heeft opgelegd aan appellant voor de jaren 1996 tot en met 1999, met betrekking tot bedragen die appellant heeft uitbetaald aan shoarmabezorgers. Appellant, die een grillroom exploiteert, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, en de Raad bevestigt deze uitspraak.
De zaak is ontstaan na een controle door het Uwv, waarbij is vastgesteld dat appellant geen personeel had aangemeld en dat hij stelselmatig zwart loon heeft betaald aan zijn bezorgers. De Raad oordeelt dat er sprake is van ernstige en omvangrijke premiefraude, zoals bedoeld in de artikelen 3 en 4 van het Besluit Administratieve Boeten Coördinatiewet. De Raad wijst erop dat appellant in het verleden al eerder is gewaarschuwd voor het niet aan- en afmelden van personeel, maar desondanks geen actie heeft ondernomen.
Tijdens de zitting is appellant niet verschenen, maar zijn advocaat heeft namens hem het verweer gevoerd. De Raad concludeert dat de door appellant afgelegde verklaring tijdens een verhoor in 2000, waarin hij zijn werkwijze toelichtte, voldoende basis biedt voor de besluitvorming van het Uwv. De Raad stelt vast dat de administratie van appellant gebrekkig was, waardoor het Uwv een redelijke schatting van het premieloon heeft moeten maken. De Raad bevestigt dat het risico van een te hoge schatting bij de werkgever ligt.
De Raad besluit dat de opgelegde premies en boetes terecht zijn en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.