ECLI:NL:CRVB:2005:AS8344
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de herziening van de WAO-uitkering van appellante, die in hoger beroep is gegaan tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellante, die als frontoffice medewerkster werkte, viel op 28 juni 2000 uit met rugklachten. Na een medisch onderzoek door verzekeringsarts R.H.J. van Glabbeek op 11 april 2001, werd vastgesteld dat appellante minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Gedaagde weigerde haar een uitkering op basis van de WAO toe te kennen, wat leidde tot bezwaar en uiteindelijk hoger beroep.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 januari 2005, waarbij appellante in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, en gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. J.B. van der Horst. De Raad heeft de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat de schatting van de arbeidsongeschiktheid adequaat was. De rechtbank had eerder de medische beoordeling onderschreven en de Raad bevestigde deze uitspraak.
De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om de beperkingen van appellante te herzien, ondanks de door haar ingebrachte medische gegevens en rapporten. De Raad wees erop dat de resultaten van het onderzoek door IvAS Heliomare niet specifiek voor deze procedure waren en dat de eerdere beoordelingen van de verzekeringsartsen voldoende waren onderbouwd. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit in rechte standhield en dat er geen proceskostenveroordeling nodig was. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W.J. Schoor, in aanwezigheid van drs. T.R.H. van Roekel als griffier, op 15 februari 2005.