ECLI:NL:CRVB:2005:AS8480
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning WAO-uitkering en de beoordeling van medische en arbeidskundige grondslagen
In deze zaak gaat het om de weigering van de toekenning van een WAO-uitkering aan appellante door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De weigering is gebaseerd op het oordeel dat appellante na de wettelijke wachttijd van 52 weken op 10 september 2001 minder dan 15% arbeidsongeschikt was. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en is in hoger beroep gegaan, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Schermerhorn. Tijdens de zitting op 4 januari 2005 is appellante niet verschenen, terwijl gedaagde werd vertegenwoordigd door mr. R.S. van 't Oor.
De Centrale Raad van Beroep heeft de medische grondslag van het bestreden besluit beoordeeld. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de medische gegevens voldoende aanknopingspunten boden voor het oordeel dat gedaagde een juist medisch oordeel had gegeven. Appellante betwistte dit en stelde dat er onvoldoende rekening was gehouden met haar beperkingen, waaronder rug- en nekbelasting, psychische belastbaarheid en andere klachten. De Raad oordeelde echter dat de behandelend neuroloog geen neurologische afwijkingen had vastgesteld en dat de informatie van andere artsen niet leidde tot de conclusie dat de verzekeringsartsen van gedaagde de beperkingen van appellante te laag hadden ingeschat.
Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van gedaagde aangegeven dat de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit niet meer werd gehandhaafd, omdat de voorgehouden functies verouderd waren en niet voldeden aan de vereisten van het Schattingsbesluit. De Raad concludeerde dat het bestreden besluit en de aangevallen uitspraak om arbeidskundige redenen vernietigd moesten worden. Gedaagde moet een nieuw besluit op bezwaar nemen, waarbij ook gekeken moet worden naar de beschikbaarheid van voldoende functies op de datum in geding.
De Raad heeft de proceskosten van appellante in beroep en hoger beroep toegewezen, en gedaagde veroordeeld tot het vergoeden van deze kosten. De uitspraak van de Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond.