ECLI:NL:CRVB:2005:AS8607
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WAO-schatting en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank ’s-Hertogenbosch, waarin de appellant, vertegenwoordigd door mr. S.C. Janssens - van Drooge, zijn bezwaar tegen de weigering van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) aanvecht. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van de appellant op 3 augustus 1998 minder dan 15% bedroeg. De Centrale Raad van Beroep behandelt de zaak op 25 februari 2005 en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De appellant stelt dat hij de werkzaamheden die zijn verbonden aan de commerciële functies waarop de WAO-schatting is gebaseerd, niet kan verrichten vanwege zijn medische en feitelijke beperkingen. Hij verwijst naar zijn algehele gezondheidstoestand, leeftijd, ervaring en de specifieke omstandigheden van de arbeidsmarkt. De Raad overweegt dat de appellant zijn standpunt niet met medisch bewijs heeft onderbouwd. De verzekeringsarts heeft rekening gehouden met de beperkte belastbaarheid van het rechterbeen van de appellant, en er zijn geen aanwijzingen dat de medische onderzoeken niet zorgvuldig zijn uitgevoerd.
De Raad concludeert dat de arbeidsmarktproblematiek van de appellant niet meer in beschouwing kan worden genomen bij het bepalen van de mate van arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er zijn geen termen voor een proceskostenveroordeling. De Raad benadrukt dat de appellant niet is verschenen op de zitting, terwijl de gedaagde, vertegenwoordigd door H.A.L. Knoben, wel aanwezig was. De uitspraak van de rechtbank blijft in stand, omdat de appellant niet heeft aangetoond dat hij meer beperkt is dan vastgesteld door de gedaagde.