ECLI:NL:CRVB:2005:AS9439

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/236 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring van verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2005 uitspraak gedaan over een verzet dat was ingesteld door de opposant tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De oorspronkelijke uitspraak, gedaan op 3 juli 2003, verklaarde het beroep van de opposant niet-ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant, vertegenwoordigd door J. Haas, heeft verzet aangetekend op 18 december 2003, maar dit verzetschrift kwam pas op 14 januari 2004 bij de Raad binnen, wat buiten de geldende termijn viel.

Tijdens de zitting op 20 januari 2005 was de opposant niet aanwezig, terwijl de geopposeerde, vertegenwoordigd door mr. C. Vooijs, wel aanwezig was. De Raad overwoog dat het verzet niet binnen de termijn van 13 weken was ingediend, maar op basis van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven als redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. De Raad constateerde dat de eerdere uitspraak naar een onjuist adres was verzonden, wat de termijnoverschrijding verschoonbaar maakte.

Daarnaast bleek dat het verschuldigde griffierecht op 7 maart 2003 via de Nederlandse Ambassade in Djakarta was voldaan, wat de Raad als tijdig beschouwde. Gelet op deze omstandigheden verklaarde de Centrale Raad van Beroep het verzet gegrond. De uitspraak waartegen verzet was gedaan verviel, en het onderzoek werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond. De uitspraak werd gedaan door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter, met mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, en mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier.

Uitspraak

03/236 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Maluku Tengah (Indonesië), opposant,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 3 juli 2003, bekend gemaakt bij schrijven van 3 juli 2003, het door opposant ingestelde beroep tegen een ten aanzien van hem door geopposeerde genomen besluit van 25 oktober 2002, kenmerk JZ/W60/2002/0777, niet-ontvankelijk verklaard aangezien het griffierecht niet tijdig bij de Raad is betaald.
Tegen die uitspraak is door J. Haas als gemachtigde van opposant verzet gedaan bij brief van 18 december 2003. Het verzetschrift is blijkens de postdatumstempel op 13 januari 2004 ter post bezorgd en op 14 januari 2004 ter griffie van de Raad ingekomen.
Het verzet is behandel ter zitting van de Raad van 20 januari 2005, waar opposant niet is verschenen. Geopposeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. C. Vooijs, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Het verzet is niet binnen de in dit geval geldende termijn van 13 weken bij de Raad ingekomen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit artikel is tevens van toepassing op het ingediende verzetschrift.
Nu gebleken is dat de aangevallen uitspraak naar een onjuist adres is verzonden is de Raad van oordeel dat er gronden zijn de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Voorts heeft de Raad uit de inmiddels beschikbaar gekomen gegevens afgeleid dat het verschuldigde griffierecht op 7 maart 2003 via de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Djakarta, is voldaan. De Raad acht termen aanwezig deze betaling aan te merken als tijdig.
Uit het vorenstaande volgt dat het namens opposant gedane verzet gegrond dient te worden verklaard.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:55, zevende lid, van de Awb vervalt de uitspraak waartegen verzet is gedaan en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.