ECLI:NL:CRVB:2005:AS9732

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/5770 APPA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kasdorp
  • G.L.M.J. Stevens
  • H.R. Geerling-Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkverklaring van bezwaarschrift inzake Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], beroep ingesteld tegen een besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek, dat op 7 oktober 2002 het bezwaar van eiser tegen een eerder besluit van 11 april 2002 niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit bezwaar was ingediend na de wettelijke bezwaartermijn van zes weken, en de Raad voor de Rechtspraak heeft geoordeeld dat de overschrijding van deze termijn niet verschoonbaar was. De Raad heeft de zaak behandeld op 20 januari 2005, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. H.J.A. Jansen, en de verweerder door W.M. van der Burcht en H.T.M. van Beek.

De Raad heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift van eiser, dat op 6 juni 2002 was ingediend, niet tijdig was ingediend. De Raad heeft overwogen dat het bezwaarschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het de gronden van het bezwaar niet bevatte. Bovendien was het verzuim niet binnen de daarvoor gestelde termijn hersteld, zoals vereist door artikel 6:6 van de Awb. De Raad heeft geconcludeerd dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard had moeten worden op basis van termijnoverschrijding.

De Raad heeft echter ook geoordeeld dat het dictum van het bestreden besluit op zich juist was, en dat er geen aanleiding was om het besluit te vernietigen. Tevens zijn er geen termen aanwezig geacht voor het toekennen van een vergoeding van proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Awb. De Centrale Raad van Beroep heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 maart 2005.

Uitspraak

03/5770 APPA
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Laarbeek, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op bij beroepschrift uiteengezette gronden is namens eiser beroep ingesteld tegen een ten aanzien van hem genomen besluit van verweerder van 7 oktober 2002.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Bij schrijven van 14 oktober 2004 is namens eiser aan de Raad, desverzocht, nadere informatie verstrekt.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 20 januari 2005. Aldaar zijn, door de Raad daartoe opgeroepen, verschenen eiser en zijn gemachtigde mr. H.J.A. Jansen, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand te Roermond, alsmede verweerder bij gemachtigden W.M. van der Burcht en H.T.M. van Beek, beiden werkzaam bij de gemeente Laarbeek.
II. MOTIVERING
Bij het bestreden besluit van 7 oktober 2002 heeft verweerder het bezwaar dat namens eiser bij schrijven van 6 juni 2002 was ingediend tegen het ten aanzien van hem onder dagtekening 11 april 2002 genomen besluit ter uitvoering van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) niet ontvankelijk verklaard. Daartoe is overwogen dat het bezwaarschrift niet, zoals ingevolge artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist, de gronden van het bezwaar bevat, en dat dit verzuim ook niet binnen de daartoe overeenkomstig artikel 6:6 van de Awb gestelde termijn is hersteld.
De Raad ziet zich echter ambtshalve in de eerste plaats gesteld voor de - in het systeem van de Awb aan de door verweerder opgeworpen kwestie voorafgaande - vraag of in dezen wel kan worden gesproken van een tijdig ingediend bezwaarschrift.
Die vraag kan de Raad niet anders dan ontkennend beantwoorden.
Uit mededelingen van partijen ter zitting is de Raad gebleken dat het besluit van 11 april 2002 op of kort na die datum per post aan eiser is verzonden en door eiser toen ook is ontvangen, maar dat eiser dit besluit vervolgens enige tijd heeft laten liggen in afwachting van door hem verhoopt nader overleg met verweerder.
Hieruit volgt dat het bezwaarschrift van 6 juni 2002 werd ingediend buiten de daartoe ingevolge artikel 6:7 van de Awb geldende termijn van 6 weken. De door eiser daarvoor aangegeven reden biedt voorts geen grondslag om de termijnoverschrijding met toepassing van artikel 6:11 van de Awb verschoonbaar te oordelen.
Het vorenstaande leidt de Raad tot de slotsom dat het bezwaar van eiser door verweerder niet ontvankelijk verklaard had dienen te worden op grond van termijnoverschrijding. Nu het dictum van het bestreden besluit op zich wel juist is, hoeft de vermelde slotsom niet tot vernietiging van dit besluit te leiden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter en mr. G.L.M.J. Stevens en mr. H.R. Geerling-Brouwer als leden, in tegenwoordigheid van mr. A.D. van Dissel-Singhal als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) A.D. van Dissel-Singhal.