ECLI:NL:CRVB:2005:AT0307
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.P.M. van de Kerkhof
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van de uitspraak over de gedifferentieerde WAO-premie en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 februari 2005, staat de hoogte en vaststelling van de gedifferentieerde WAO-premie centraal. Appellante, vertegenwoordigd door mr. I.E. Elgersma, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zutphen, die het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaarde. Dit besluit betrof de vaststelling van de WAO-premie voor het premiejaar 2002, gebaseerd op een uitkering die aan een ex-werkneemster van appellante was toegekend. De rechtbank oordeelde dat de appellante niet kon aantonen dat zij niet op de hoogte was gesteld van de toekenning van deze uitkering, en dat dit geen schending van het vertrouwensbeginsel met zich meebracht.
De Raad overweegt dat het bepaalde in artikel 87e van de WAO niet toestaat dat de toekenning van de uitkering ter discussie wordt gesteld. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en stelt dat de gedaagde, het Uwv, op grond van de wet verplicht is om jaarlijks de premie vast te stellen. De Raad is van mening dat er geen onjuistheden zijn in de berekening van de premie en dat de gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat rekening is gehouden met de omstandigheden van de ex-werkneemster. De Raad concludeert dat er geen termen zijn om af te wijken van de eerdere uitspraak en bevestigt deze.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de verplichtingen van het Uwv bij het vaststellen van premies, evenals de beperkingen die de wet oplegt aan de mogelijkheid om eerdere besluiten te betwisten. De Raad wijst erop dat appellante niet kan verwachten dat eerdere premieberekeningen niet van invloed zijn op de huidige vaststelling, en dat het vertrouwensbeginsel in deze context niet is geschonden.