ECLI:NL:CRVB:2005:AT1760
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- G. van der Wiel
- C.P.M. van de Kerkhof
- F.J.L. Pennings
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over de hoogte van het dagloon voor WAO-uitkering na herstructurering
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de hoogte van het dagloon dat is vastgesteld voor de berekening van de WAO-uitkering van gedaagde, die arbeidsongeschikt is geraakt na een herstructurering bij zijn werkgever. Gedaagde, die als storingsmonteur in drieploegendienst werkte, is op 29 september 1997 arbeidsongeschikt geworden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het Uwv ten onrechte de compensatieregeling voor het verdwijnen van de ploegentoeslag niet had meegenomen in de berekening van het dagloon. Het Uwv had het dagloon vastgesteld op f 242,72 bruto, maar gedaagde stelde dat hij recht had op een hoger bedrag, inclusief vakantietoeslag en consignatievergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 6 januari 2005. De Raad oordeelde dat de afbouwregeling van de CAO, die gold van 1 april 1997 tot 1 april 1998, in de berekening van het dagloon betrokken moest worden. Ook de vakantietoeslag over deze afbouwregeling diende meegenomen te worden. De Raad concludeerde dat het Uwv een nieuw besluit moest nemen over het dagloon van gedaagde, waarbij ook de wettelijke rente vergoed moest worden. Daarnaast werd het Uwv veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 644,-- werden begroot. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het beroep van gedaagde tegen het besluit van 22 september 2004 werd gegrond verklaard en vernietigd.