ECLI:NL:CRVB:2005:AT1800
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Herziening van WAO-uitkering en terugvordering van teveel betaalde uitkering
In deze zaak gaat het om de herziening van een WAO-uitkering en de terugvordering van een te hoog vastgesteld WAO-dagloon. Appellante, een vrouw die in het verleden een WAO-uitkering ontving, heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Assen, die haar beroep ongegrond had verklaard. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 28 januari 2005, waarbij appellante niet aanwezig was, maar gedaagde, vertegenwoordigd door mr. L.G.M. van der Meer, wel. De Raad heeft vastgesteld dat gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), van appellante een bedrag heeft teruggevorderd dat ten onrechte aan haar was uitbetaald over de periode van 11 mei 1999 tot en met 30 september 2001. Dit bedrag was teruggevorderd op basis van artikel 57 van de WAO, dat stelt dat terugvordering mogelijk is als er sprake is van een te hoog vastgesteld dagloon.
De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante op de hoogte had moeten zijn van het te hoge dagloon, aangezien dit in het toekenningsbesluit van 2 juni 1999 was vermeld. De Raad bevestigde deze conclusie en oordeelde dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. Appellante had aangevoerd dat zij door de terugvordering in financiële problemen was gekomen, maar de Raad oordeelde dat zij dit niet voldoende had onderbouwd. De Raad concludeerde dat de terugvordering niet tot onaanvaardbare gevolgen leidde en dat appellante had berust in eerdere besluiten van gedaagde. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.