ECLI:NL:CRVB:2005:AT1809
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- D.J. van der Vos
- A.C.W. van Huussen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over WAO-schatting en geschiktheid voor maatmanfunctie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de toekenning van een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Appellant had bezwaar gemaakt tegen een eerder besluit waarin zijn arbeidsongeschiktheid op 12 juni 2001 op minder dan 15% was vastgesteld, waardoor hem geen uitkering werd toegekend. De rechtbank had het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. H. Koelewijn.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 4 februari 2005, waarbij gedaagde zich liet vertegenwoordigen door drs. J.C. van Beek. De Raad heeft vastgesteld dat appellant geschikt is geacht voor zijn eigen werk als polyesterbewerker, maar dat deze functie de belastbaarheid van appellant overschrijdt. De Raad heeft ook overwogen dat, hoewel appellant medisch gezien geschikt is voor zijn werk, de terugkeer naar zijn oude werkgever niet mogelijk is door het faillissement van het bedrijf.
De Raad heeft vervolgens beoordeeld of de maatmanfunctie met eenzelfde belasting en beloning in voldoende mate op de arbeidsmarkt aanwezig is. Het maatmanloon van appellant was vastgesteld op f. 29,15 per uur, terwijl het uurloon voor de functie van polyesterbewerker aanzienlijk lager was. Gedaagde heeft niet aangetoond dat de maatmanfunctie met eenzelfde beloning in voldoende mate op de arbeidsmarkt voorkomt, waardoor de Raad oordeelt dat het hoger beroep doel treft. De aangevallen uitspraak wordt vernietigd en gedaagde moet een nieuw besluit op bezwaar nemen. Tevens wordt gedaagde veroordeeld in de proceskosten van appellant, die zijn begroot op € 966,-.