ECLI:NL:CRVB:2005:AT1835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- K.J.S. Spaas
- J.W. Schutttel
- C.W.J. Schoor
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep in WAO-schatting door appellant
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2005, gaat het om een hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Maastricht. De rechtbank had het bestreden besluit van het Uwv, dat de WAO-uitkering van gedaagde had gekort, vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. De appellant, die zich liet vertegenwoordigen door mr. M.J.M. van Haaften, erkende ter zitting dat er sprake was van een onjuiste wetstoepassing. Hierdoor stelde de Raad vast dat het procesbelang van de appellant bij het hoger beroep was verloren gegaan. De Raad oordeelde dat er geen aanleiding was om het hoger beroep te handhaven, aangezien de rechtbank al had geoordeeld dat het bestreden besluit niet kon worden gehandhaafd. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de appellant in de proceskosten van gedaagde, die werden begroot op € 322,-. Tevens werd er een griffierecht van € 414,- opgelegd aan het Uwv. Deze uitspraak benadrukt het belang van een juiste wetstoepassing en de gevolgen daarvan voor het procesbelang van de partijen.