ECLI:NL:CRVB:2005:AT1882

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
11 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1838 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • D.J. van der Vos
  • G.J.H. Doornewaard
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 maart 2005 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerdere niet-ontvankelijk verklaring. De opposant had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam, maar dit beroep was niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De opposant heeft vervolgens verzet aangetekend, waarin hij stelde dat hij het griffierecht op 3 juli 2003 per internationale postwissel had betaald. Deze postwissel werd echter geweigerd en het bedrag werd teruggestort door de bank.

Tijdens de zitting op 28 januari 2005 zijn partijen niet verschenen. De Raad heeft vastgesteld dat de opposant niet heeft aangetoond dat het griffierecht daadwerkelijk is betaald. Ondanks zijn beweringen over de betaling, heeft de Raad geen bewijs ontvangen dat de opposant het verschuldigde bedrag per aangetekend schrijven heeft verzonden. De Raad concludeert dat de opposant in verzuim is geweest en dat er geen grond is om het verzet gegrond te verklaren.

De Centrale Raad van Beroep heeft het verzet ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 11 maart 2005.

Uitspraak

03/1838 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 27 augustus 2004 het door opposant ingestelde hoger beroep tegen een ten aanzien van hem gegeven uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2003, nummer AWB 02/660 AKW, niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 28 januari 2005. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
Bij schrijven van 20 juni 2003 is opposant gewezen op de verplichting tot betaling van griffierecht. Bij aangetekend schrijven van 8 augustus 2003 en 26 februari 2004 is opposant erop gewezen dat het door hem verschuldigde griffierecht binnen vier weken dient te zijn bijgeschreven op de bankrekening van de Raad dan wel ter griffie dient te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep.
In het verzetschrift heeft opposant aangevoerd dat hij het griffierecht op 3 juli 2003 per internationale postwissel heeft betaald maar dat deze postwissel werd geweigerd waarna het bedrag door de bank aan hem is teruggestort.
De Raad stelt vast dat het griffierecht niet is betaald.
Hetgeen opposant verder in verzet heeft aangevoerd, te weten dat hij het verschuldigde bedrag per aangetekend verzonden schrijven aan de Raad heeft toegezonden, bevat geen grond op basis waarvan redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat opposant niet heeft aangetoond noch aannemelijk heeft gemaakt dat hij het griffierecht ook daadwerkelijk heeft betaald. Van een door opposant aangetekend verzonden schrijven is de Raad niet gebleken.
Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. D.J. van der Vos en mr. G.J.H. Doornewaard als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 maart 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.