ECLI:NL:CRVB:2005:AT2598

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/1439 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.J. van der Vos
  • A.C.W. van Huussen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de medische en arbeidskundige grondslag van de WAO-schatting

In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 18 maart 2005, gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake de schatting van zijn WAO-uitkering. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.L. Kuit, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin werd geoordeeld dat de medische en arbeidskundige grondslag van de schatting voldoende was onderbouwd. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant per 14 augustus 2000 een arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65% had en dat de functies die aan hem waren toegewezen, passend waren gezien de belasting die deze functies met zich meebrachten.

Tijdens de zitting op 4 februari 2005 was de appellant niet aanwezig, maar gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.G. Prijor, heeft zijn standpunt toegelicht. De Centrale Raad heeft de rapporten van de bezwaarverzekeringsarts en bezwaararbeidsdeskundige in overweging genomen, die de geschiktheid van de appellant voor de geselecteerde functie van telefoonmedewerker bevestigden. De Raad heeft geconcludeerd dat de rechtbank terecht oordeelde dat er voldoende medische onderbouwing was voor de schatting en dat de appellant in staat was de aan hem toegewezen functies te vervullen.

De Raad heeft geen aanleiding gezien om de kosten van het geding te compenseren, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, waarmee de Centrale Raad van Beroep de eerdere beslissing heeft onderschreven en de argumenten van de appellant in hoger beroep niet heeft kunnen weerleggen. De uitspraak benadrukt het belang van een gedegen medische en arbeidskundige beoordeling in het kader van de WAO-schatting en de rol van de Raad in het waarborgen van de rechtsbescherming van de betrokkenen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
03/1439 WAO
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder gedaagde tevens verstaan het Lisv.
Namens appellant heeft mr. A.L. Kuit, advocaat te Rotterdam, op bij aanvullend beroepschrift aangevoerde gronden hoger beroep ingesteld tegen de door de rechtbank Rotterdam onder dagtekening 11 februari 2003 tussen partijen gegeven uitspraak (reg.nr.: WAO 02/706-OOST), waarnaar hierbij wordt verwezen.
Gedaagde heeft bij schrijven van 20 juni 2003, onder inzending van een aantal stukken van medische en arbeidskundige aard, van verweer gediend.
Bij brief van 29 juni 2004 heeft gedaagde een rapport van 22 juni 2004 ingezonden van de bezwaararbeidsdeskundige B.H.M. Bootsma.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 4 februari 2005, waar appellant, met schriftelijke kennisgeving, niet is verschenen, en waar gedaagde zich heeft doen vertegenwoordigen door mr. G.G. Prijor, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Voor een uitvoerig overzicht van de voor dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar hetgeen de rechtbank in rubriek 2 van de aangevallen uitspraak, gelet op de gedingstukken met juistheid, heeft weergegeven.
De Raad volstaat hier met de vermelding dat gedaagde bij het thans bestreden en op bezwaar genomen besluit van
5 februari 2002, dat ter uitvoering van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) is genomen, de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 14 augustus 2000 onveranderd heeft vastgesteld op 55 tot 65%.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank als haar oordeel gegeven dat bij het bestreden besluit sprake is van een voldoende medische onderbouwing en dat de voor appellant geschikt geachte functies, gelet op de daarin voorkomende belasting, door hem kunnen worden vervuld.
In hoger beroep heeft appellant dezelfde argumenten aangevoerd als in eerste aanleg.
In reactie hierop heeft gedaagde een rapport van 3 juni 2003 van de bezwaarverzekeringsarts J.C. Weegink ingezonden betreffende de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functie van telefoonmedewerker en een rapport van 10 juni 2003 van de bezwaararbeidsdeskundige F. Oudmaijer betreffende de actualiteitswaarde van de geselecteerde functies. Bij rapport van 22 juni 2004 van de bezwaararbeidsdeskundige B.H.M. Bootsma is voorts nog uiteengezet dat in het maat- maninkomen van appellant een toeslag was begrepen voor wisselende diensten, zodat de functie van telefonisch medewerker (die eveneens een dergelijke toeslag kent) bij de schatting kan worden betrokken.
Mede gelet op de inhoud van deze rapporten alsmede de overige stukken van medische en arbeidskundige aard onderschrijft de Raad het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de medische en arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Hieruit vloeit voort dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. D.J. van der Vos in tegenwoordigheid van mr. A.C.W. van Huussen als griffier en uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2005.
(get.) D.J. van der Vos.
(get.) A.C.W. van Huussen.