ECLI:NL:CRVB:2005:AT2874

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5455 CSV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.C.M. van Laar
  • L.H. Vogt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding termijn indienen bezwaarschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door E.J. Wijnen van Administratiekantoor Wijnen te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Groningen van 25 augustus 2004. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard, omdat appellant de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift had overschreden. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 24 februari 2005, maar gedaagde is niet verschenen.

De Centrale Raad van Beroep heeft zich gebogen over de vraag of de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar door gedaagde terecht was. Appellant had zijn bezwaar ingediend na de wettelijke termijn van zes weken, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden die appellant aanvoerde, zoals het overlaten van de bezwaarprocedure aan zijn boekhouder en zijn drukke werkzaamheden als arts, niet voldoende waren om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

De Centrale Raad van Beroep heeft het oordeel van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De Raad heeft geen aanleiding gezien om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb, wat betekent dat er geen proceskostenvergoeding werd toegekend.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd, waarmee het hoger beroep van appellant werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar gedaan op 17 maart 2005.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5455 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellant heeft E.J. Wijnen, werkzaam bij Administratiekantoor Wijnen te Groningen, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen van 25 augustus 2004, reg. nr. 04/283.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 24 februari 2005, waar partijen - gedaagde na voorafgaand bericht - niet zijn verschenen.
II. MOTIVERING
Het geschil betreft het antwoord op de vraag of gedaagde het bezwaar van appellant bij besluit van 4 februari 2004 terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard op de grond dat appellant bij het instellen van zijn bezwaar de ingevolge de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gestelde termijn voor het indienen van een bezwaarschrift van zes weken niet in acht heeft genomen.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en daarbij geoordeeld dat hetgeen door appellant is aangevoerd geen reden is de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
De Raad verenigt zich met dit oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen die de rechtbank daaraan ten grondslag heeft gelegd. Het overlaten van het instellen van bezwaar aan de boekhouder alsmede de geringe ervaring van appellant in deze materie en het hebben van een fulltime baan als arts naast het runnen van een croissanterie zijn omstandigheden die voor rekening en risico van appellant dienen te blijven en geen reden vormen de - niet bestreden - termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. M.C.M. van Laar, in tegenwoordigheid van mr. L.H. Vogt als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2005.
(get) M.C.M. van Laar.
(get) L.H. Vogt.