ECLI:NL:CRVB:2005:AT2954
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- M.C.M. van Laar
- C.P.M. van de Kerkhof
- Rechtspraak.nl
Gezagsverhouding tussen werkgever en werknemer in privaatrechtelijke dienstbetrekking
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2005, staat de gezagsverhouding tussen gedaagde en [de oom] centraal. De Raad heeft het hoger beroep van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant) tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 19 juni 2003, waarin het beroep gegrond werd verklaard, behandeld. De rechtbank had geoordeeld dat [de oom] in een privaatrechtelijke dienstbetrekking tot gedaagde stond, wat leidde tot de vernietiging van het besluit van 19 maart 2002 van appellant, waarin was gesteld dat [de oom] niet verzekeringsplichtig was voor de werknemersverzekeringen.
De Raad heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de omzetting van de vennootschap onder firma (VOF) in een eenmanszaak en de rol van [de oom] binnen het bedrijf. Appellant betwistte de conclusie van de rechtbank dat er sprake was van een gezagsverhouding, maar de Raad oordeelde dat zowel de familie- als de financiële verhouding tussen gedaagde en [de oom] zich verzetten tegen het aannemen van een gezagsverhouding. De Raad concludeerde dat [de oom] onder dezelfde omstandigheden bleef werken als voor de overname en dat hij een aanzienlijk financieel belang in de onderneming had behouden.
Uiteindelijk heeft de Raad de aangevallen uitspraak vernietigd en het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding te zien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de gezagsverhouding in het kader van de werknemersverzekeringen en de rol van persoonlijke en financiële relaties in dit juridische kader.