ECLI:NL:CRVB:2005:AT2957
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.C. Schoemaker
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van een bezwaarschrift en de oplegging van een boete in het kader van de sociale verzekeringswetgeving
In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. F.H. Kuiper, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond. De rechtbank had op 29 december 2003 geoordeeld dat het bezwaar van appellante tegen correctienota's niet-ontvankelijk was verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De Raad voor de Rechtspraak heeft de zaak behandeld op 10 maart 2005, waarbij partijen zich niet hebben laten vertegenwoordigen.
De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat het bezwaar van appellante tegen de correctienota's van 21 november 2002 met betrekking tot de jaren 1997 tot en met 2001 niet-ontvankelijk was, omdat appellante de termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift niet in acht heeft genomen. De Raad oordeelt dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is en dat appellante niet in verzuim is geweest. De rechtbank had eerder geoordeeld dat appellante niet had voldaan aan de verplichting tot het doen van loonopgave, wat leidde tot de oplegging van een boete van 25%.
In hoger beroep heeft appellante aangevoerd dat zij op het verkeerde been was gezet door de toelichtingsbrief van gedaagde, waarin een onduidelijke uitleg over de bezwaartermijn werd gegeven. De Raad heeft deze argumentatie verworpen, omdat appellante eerder was gewezen op de juiste termijn voor het indienen van bezwaar. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat er sprake was van opzet of grove schuld bij appellante, wat de boete rechtvaardigt.
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de uitspraak van de rechtbank en ziet geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Schoemaker, in aanwezigheid van griffier M. Renden, en is openbaar uitgesproken op 17 maart 2005.