ECLI:NL:CRVB:2005:AT3016

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/682 NABW-VV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.C. van Sloten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft de verzoeker, wonende te [woonplaats], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam. Het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De verzoeker is door de griffier van de Centrale Raad van Beroep gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, dat binnen een bepaalde termijn voldaan diende te worden. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft de verzoeker het griffierecht niet tijdig betaald. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de verzoeker het verschuldigde bedrag niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan, wat leidt tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft in zijn beslissing aangegeven dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Th.C. van Sloten, in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier, en is openbaar uitgesproken op 15 maart 2005.

Uitspraak

05/682 NABW-VV
U I T S P R A A K
van
DE VOORZIENINGENRECHTER VAN DE CENTRALE RAAD VAN BEROEP
inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht in samenhang met artikel 21 van de Beroepswet in het geding tussen:
[verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. INLEIDING
Bij schrijven van 15 december 2004 heeft verzoeker hoger beroep ingesteld tegen de door de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam op 10 december 2004, reg.nrs. 04/4124 NABW en 04/5514 NAWB tussen partijen gewezen uitspraak.
Bij schrijven van 2 februari 2005 is verzocht om toepassing van het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
II. MOTIVERING
Ingevolge het bepaalde in artikel 18 en artikel 21 van de Beroepswet in verbinding met artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een uitspraak van de rechtbank of de voorzieningenrechter van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de Raad op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In het eerste lid van artikel 23 van de Beroepswet is bepaald dat door de griffier een griffierecht wordt geheven. Artikel 22, vierde lid, van de Beroepswet is van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn binnen welke de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden twee weken bedraagt.
Bij schrijven van 8 februari 2005 is verzoeker erop gewezen dat hij ter zake van het ingediende verzoek een griffierecht van
€ 102.00, is verschuldigd, welk bedrag binnen twee weken na dagtekening van die brief diende te zijn voldaan. Het verschuldigde bedrag is binnen die termijn niet ontvangen.
Bij aangetekende brief van 22 februari 2005 is verzoeker nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is hem meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen één week na dagtekening diende te zijn bijgeschreven op de rekening van de Centrale Raad van Beroep dan wel per kas diende te zijn gestort. Daarbij is erop gewezen dat overschrijding van die termijn leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek om voorlopige voorziening.
Ook binnen voornoemde termijn is het griffierecht niet voldaan.
De datum waarop het griffierecht door de Raad is ontvangen is 4 maart 2005.
Vastgesteld wordt dat verzoeker het door hem gepleegde verzuim niet binnen de gestelde termijn heeft hersteld.
Bovenstaande leidt ertoe dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk moet worden verklaard onder toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep,
Verklaart het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. Th.C. van Sloten in tegenwoordigheid van E. Blijleven-de Vries als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2005.
(get.) Th.C. van Sloten.
(get.) E. Blijleven- de Vries.