ECLI:NL:CRVB:2005:AT3062

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1609 AKW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Rechters
  • J. Janssen
  • G.J.H. Doornewaard
  • N.J. Haverkamp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Termijnoverschrijding bij indienen verzetschrift in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 april 2005 uitspraak gedaan over een verzet dat door de opposant was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De oorspronkelijke uitspraak, gedaan op 23 juli 2004, verklaarde het hoger beroep van de opposant niet-ontvankelijk. De opposant heeft op 9 september 2004 verzet aangetekend, maar de Raad moest beoordelen of dit verzet tijdig was ingediend. Volgens de wet bedraagt de termijn voor het indienen van een verzetschrift zes weken, die ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak. De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift niet op tijd was ontvangen, aangezien de verzetstermijn op 9 september 2004 was verstreken zonder dat het verzetschrift was ontvangen of ter post was bezorgd.

De opposant heeft in zijn verzet aangevoerd dat hij de uitspraak mogelijk laat heeft ontvangen en dat hij op dat moment ernstig ziek was. De Raad heeft echter geoordeeld dat de opposant niet voldoende heeft aangetoond dat hij gedurende de gehele verzetstermijn niet in staat was om tijdig verzet in te stellen. De Raad heeft geen redenen gezien om de termijnoverschrijding te excuseren, aangezien de opposant op de verzetstermijn was gewezen in de eerdere uitspraak.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard, omdat de opposant niet tijdig had gehandeld. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van wettelijke termijnen in bestuursrechtelijke procedures en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van verzet.

Uitspraak

04/1609 AKW
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], Marokko, opposant,
en
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Opposant heeft hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Amsterdam op 9 maart 2004 onder nummer
AWB 02/3329 AKW tussen partijen gegeven uitspraak.
Bij uitspraak van 23 juli 2004, welke op 29 juli 2004 per aangetekende post aan partijen is verzonden, heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant is bij brief van 9 september 2004 van die uitspraak in verzet gekomen.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 18 februari 2005. Partijen zijn niet verschenen.
II. MOTIVERING
De Raad dient in de eerste plaats te beoordelen of opposant ontvankelijk is in zijn verzet.
Ingevolge artikel 8:55, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet, geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekend gemaakt.
Een verzetschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de verzetstermijn is ontvangen. Bij verzending per post is een verzetschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Op grond van de in rubriek I vermelde gegevens stelt de Raad vast dat opposant het verzetschrift te laat heeft ingediend. De laatste dag van de verzetstermijn was 9 september 2004. Op die datum was het verzetschrift nog niet ontvangen door de Raad. Evenmin was het verzetschrift op die datum ter post bezorgd.
Ten aanzien van een na afloop van de verzetstermijn ingediend verzetschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij schrijven van 22 september 2004 is aan opposant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Opposant heeft daarop bij brief van 11 oktober 2004 geantwoord dat hij de uitspraak wellicht laat heeft ontvangen en juist op dat moment ernstig ziek was.
In hetgeen opposant heeft aangevoerd ter verontschuldiging van het overschrijden van de verzetstermijn ziet de Raad geen grond deze termijnoverschrijding te excuseren.
De Raad overweegt daartoe dat opposant in de aangevallen uitspraak is gewezen op de verzetstermijn van zes weken. Opposant heeft niet aangetoond noch aannemelijk gemaakt dat hij de (gehele) verzetstermijn dusdanig ziek is geweest dat hij niet in staat was tijdig verzet in te (laten) stellen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat het verzet niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Aldus gegeven door mr. J. Janssen als voorzitter en mr. G.J.H. Doornewaard en mr. N.J. Haverkamp als leden, in tegenwoordigheid van J.E. Meijer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 1 april 2005.
(get.) J. Janssen.
(get.) J.E. Meijer.