ECLI:NL:CRVB:2005:AT3146
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- B.J. van der Net
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het dagloon en de invloed van eenmalige uitkeringen op de WAO-uitkering
In deze zaak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J. Sol, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht. De rechtbank had op 14 augustus 2003 geoordeeld dat de eindejaarsuitkering, waarop appellant aanspraak kon maken op basis van de cao, niet moest worden meegenomen bij de vaststelling van zijn WAO-dagloon. Appellant betoogde dat deze eenmalige uitkering structureel van aard was en daarom wel degelijk in aanmerking moest worden genomen. Hij verwees naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep ter ondersteuning van zijn standpunt.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak op 23 februari 2005 behandeld. Tijdens deze zitting was mr. N.A. Wilms aanwezig als vertegenwoordiger van appellant, terwijl gedaagde, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), werd vertegenwoordigd door mr. A.E.M. Kuppens. De Raad heeft de argumenten van appellant en de gedaagde zorgvuldig afgewogen.
De Raad concludeerde dat de wetgever met de toevoeging van de zinsnede ‘alsmede éénmalige uitkeringen’ aan de Dagloonregelen WAO, specifiek heeft beoogd om bij cao overeengekomen uitkeringen zoals die van appellant uit te sluiten bij de vaststelling van het WAO-dagloon. De Raad oordeelde dat de eerdere uitspraken die appellant aanhaalde niet van toepassing waren, omdat deze betrekking hadden op een eerdere versie van de regelgeving.
Uiteindelijk bevestigde de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank, waarbij het beroep van appellant ongegrond werd verklaard. De Raad achtte geen termen aanwezig om gedaagde te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. B.J. van der Net, in tegenwoordigheid van griffier mr. A. Kovács, en werd openbaar uitgesproken op 17 maart 2005.