ECLI:NL:CRVB:2005:AT3212

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/2958 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.G. Kasdorp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vergoeding van tandartskosten op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een vervolgde en uitkeringsgerechtigde, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een verzoek ingediend om vergoeding van tandartskosten, welke hij toeschreef aan gebitsklachten die voortvloeien uit zijn ondervoeding en gebrek aan mondhygiëne tijdens zijn internering als kind. De verweerster had dit verzoek afgewezen, stellende dat de gebitsklachten geen verband hielden met de vervolging, maar leeftijdsgebonden waren.

Eiser, geboren in december 1934, heeft in beroep aangevoerd dat zijn tandheelkundige problemen het gevolg zijn van de omstandigheden tijdens de oorlog. Hij heeft een lijst overgelegd van tandartsen en diensten waarbij hij sinds 1946 onder behandeling is geweest. De Raad heeft de zaak behandeld op 3 februari 2005, waarbij eiser niet aanwezig was, maar verweerster vertegenwoordigd was door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin.

De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen bewijs is dat de gebitsklachten van eiser een chronisch en progressief verloop vertonen dat in verband kan worden gebracht met de oorlogservaringen. De Raad heeft de leidraad van verweerster aanvaard, die stelt dat er een 'rode draad' van gebitsproblematiek moet zijn, wat in dit geval niet is aangetoond. De Raad concludeert dat de gebitsklachten van eiser als leeftijdsgebonden moeten worden aangemerkt en dat er geen grond is voor vernietiging van het bestreden besluit. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er zijn geen proceskosten toegewezen.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/2958 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats], Middlesex (Groot Brittannië), eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen-en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Verweerster heeft onder dagtekening 19 maart 2004, kenmerk JZ/B70/2004/0180, ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945.
Tegen dit besluit heeft eiser bij de Raad beroep ingesteld. In een aanvullend beroepschrift heeft hij aangegeven waarom hij zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 3 februari 2005, waar eiser niet is verschenen en waar verweerster zich heeft doen vertegenwoordigen door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiser, geboren in december 1934, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde ingevolge de Wet uitkeringen vervolgings- slachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet). Aanvaard is dat eisers psychische klachten met inbegrip van zijn psychosomatische klachten in verband staan met de door hem ondergane vervolging.
In augustus 2003 heeft eiser een vervolgaanvraag ingediend om in het kader van de Wet in aanmerking te worden gebracht voor een vergoeding van tandartskosten met terugwerkende kracht tot januari 2003. Eiser schrijft zijn gebitsklachten toe aan de slechte voeding en het totale gebrek aan tandverzorging tijdens de oorlogsjaren tussen zijn vijfde en tiende levensjaar.
Bij besluit van 4 februari 2004, zoals gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerster dat verzoek afgewezen op de grond dat eisers gebitsklachten naar haar oordeel geen verband houden met de vervolging maar leeftijdsgebonden zijn dan wel door andere oorzaken ontstaan. Daarbij heeft verweerster overwogen dat voedseltekorten tijdens de vorming van het gebit weliswaar kunnen leiden tot tandklachten op latere leeftijd, maar dat uit de aanwezige gegevens niet is gebleken dat er bij eiser sprake is geweest van een constant tandheelkundig onderhoud sinds het einde van de oorlog.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat vijf jaar van ondervoeding en gebrek aan mondhygiëne tijdens zijn internering als kind gevolgen heeft gehad voor zijn tandheelkundige situatie. Eiser heeft aangegeven dat hij sinds de oorlog veel last heeft gehad van zijn gebit, dat de behandeling in vroegere jaren voornamelijk uit vullingen bestond, dat hij in de loop van de jaren ook drie kronen nodig had, maar dat hij sinds begin 2002 bijzonder veel last van zijn tanden heeft gehad. Eiser heeft en lijst overgelegd van tandartsen en diensten waarbij hij sedert 1946 onder behandeling is geweest.
De Raad dient antwoord te geven op de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen door eiser in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden. Hij beantwoordt die vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
Verweerster hanteert met betrekking tot de beoordeling of gebitsklachten in verband kunnen worden gebracht met de oorlogservaringen de leidraad dat sprake moet zijn van een zogenoemde “rode draad” van gebitsproblematiek sedert de oorlog, waaronder wordt verstaan een tandheelkundige ziektegeschiedenis met een chronisch en progressief verloop terwijl er sprake is geweest van regelmatig tandheelkundig onderhoud en tandartsenzorg. De Raad heeft dit uitgangspunt in vaste rechtspraak aanvaardbaar geacht.
Uit de gedingstukken blijkt dat het in het bestreden besluit weergegeven standpunt van verweerster in overeenstemming is met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze adviezen berusten op de tandheelkundige autoanamnese van eiser, op informatie van de eiser behandelend tandarts dr. Vipul G. Shah, en op een advies van de verweerster adviserende tandarts M. Schächter. Laatstgenoemde heeft aangegeven dat de tandheelkundige autoanamnese een tandheelkundige situatie beschrijft die in de beginjaren na de oorlog min of meer probleemloos was, dat in de latere jaren enkele gebitsproblemen zijn ontstaan, maar dat er ook in de latere jaren na de oorlog geen constant tandheelkundig onderhoud is beschreven.
De, door verweerster overgenomen, conclusie van de geneeskundig adviseurs luidt dat de hierboven bedoelde “rode draad” bestaande uit gebitsproblemen beginnend direct na de oorlog gevolgd door een consistent onderhoud niet is aangetoond, zodat ten aanzien van de gebitsklachten niet kan worden aanvaard dat zij verband houden met de vervolging van eiser.
De Raad heeft in de voorhanden medische en andere gegevens geen aanknopingspunten gevonden om aan de juistheid van de in de vermelde adviezen neergelegde medische visie te twijfelen. De Raad neemt daarbij in aanmerking dat er geen informatie meer beschikbaar is van behandelend tandartsen welke dateert van voor 2003 en dat de door eiser gegeven beschrijving van de door hem ondergane behandelingen in de loop van de jaren niet wijst op een ongebruikelijke tandheelkundige situatie. De geneeskundig adviseur van verweerster ontkent niet dat door een voedingstekort in de eerste 10 levensjaren er schade kan ontstaan aan de gebitselementen, maar de vereiste “rode draad” acht hij in het geval van eiser niet aangetoond. Zijns inziens moeten eisers gebitsklachten als leeftijdsgebonden worden aangemerkt.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat het ingestelde beroep ongegrond dient te worden verklaard.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om met toepassing artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht een der partijen te veroordelen in de proceskosten.
Beslist wordt derhalve als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp, in tegenwoordigheid van E. Heemsbergen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2005.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.