ECLI:NL:CRVB:2005:AT3218
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.G. Kasdorp
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een periodieke uitkering aan een weduwnaar op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiser, een weduwnaar wonende in Quebec, Canada, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een aanvraag ingediend voor een periodieke uitkering op basis van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, na het overlijden van zijn echtgenote, die als vervolgde was erkend. De aanvraag was gebaseerd op de stelling dat zijn echtgenote, die Joodse afkomst had, tijdens de Tweede Wereldoorlog ondergedoken was en blootgesteld was aan medische experimenten door Nederlandse Nazi-doktoren, wat zou hebben geleid tot haar overlijden aan borstkanker.
De verweerster, de Pensioen- en Uitkeringsraad, had de aanvraag afgewezen, en eiser ging in beroep. Tijdens de zitting op 3 februari 2005 was eiser niet aanwezig, maar verweerster werd vertegenwoordigd door drs. T.N.L.C. van Wickevoort Crommelin. De Raad moest beoordelen of het besluit van de verweerster stand kon houden, rekening houdend met de medische adviezen die waren ingediend.
De Raad concludeerde dat het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd was op basis van de medische adviezen. Er was vastgesteld dat de echtgenote van eiser ten tijde van haar overlijden geen uitkering ontving die verband hield met ziekten of gebreken die met de vervolging in verband stonden. De Raad oordeelde dat er geen bewijs was dat de onderduik en het overlijden van de echtgenote van eiser aan elkaar gerelateerd waren. Daarom werd het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten vergoed.