ECLI:NL:CRVB:2005:AT3282
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Ingangsdatum periodieke uitkering onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2005, gaat het om de ingangsdatum van een periodieke uitkering voor eiseres, die erkend is als vervolgde onder de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945. Eiseres, geboren in 1937 te Pekalongan, had eerder een NMIK (maandelijks bedrag) toegekend gekregen, maar verzocht in 2003 om een herbeoordeling van haar financiële situatie en de mogelijkheid van een periodieke uitkering. De verweerster, de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, kende op 19 december 2003 een periodieke uitkering toe, maar stelde dat deze inging op de eerste dag van de maand waarin het verzoek was ingediend, namelijk 1 september 2003.
Eiseres was het niet eens met deze ingangsdatum en heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 3 februari 2005 is eiseres in persoon verschenen, terwijl verweerster werd vertegenwoordigd door mr. A. den Held. De Raad overwoog dat er geen grond was voor vernietiging van het bestreden besluit, en dat de wetgeving duidelijk was over de ingangsdatum van de uitkering. De Raad concludeerde dat de periodieke uitkering inderdaad inging op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag was ingediend, en dat de verweerster niet kon afwijken van deze wettelijke bepaling.
De Centrale Raad van Beroep verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, en benadrukte dat de bepalingen van de Wet dwingendrechtelijk zijn. Eiseres' argument dat zij niet goed op de hoogte was van financiële en juridische zaken, werd niet als voldoende geacht om van de wettelijke regels af te wijken. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. G.L.M.J. Stevens, met J.P. Schieveen als griffier.