ECLI:NL:CRVB:2005:AT3287
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G.L.M.J. Stevens
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van de vervolgaanvraag voor kosten van een verstelbaar bed door de Raadskamer WUV
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2005 uitspraak gedaan in het geding tussen eiser, een erkende vervolgde, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiser had een vervolgaanvraag ingediend voor vergoeding van de kosten van een speciaal verstelbaar bed, welke hij nodig achtte vanwege toegenomen oedeemklachten in zijn benen. Deze klachten werden door eiser in verband gebracht met de slechte omstandigheden tijdens zijn internering in het voormalige Nederlands-Indië.
De aanvraag werd afgewezen door verweerster, die stelde dat de beenklachten van eiser berusten op veneuze insufficiëntie, een constitutionele aandoening, en niet in verband konden worden gebracht met de ondergane vervolging. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. J. Roose, voerde aan dat de klachten voortkwamen uit ondervoeding en andere gezondheidsproblemen die hij tijdens zijn internering had ervaren. Hij betoogde dat de omgekeerde bewijslast, zoals vastgelegd in de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, in zijn voordeel zou moeten werken.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bestreden besluit van verweerster in rechte stand kon houden. De Raad vond de afwijzing goed onderbouwd, mede op basis van adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. De Raad concludeerde dat er geen medische documentatie was die aantoont dat eiser eerder dan in 1985 hulp heeft gezocht voor zijn beenklachten. De Raad verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenvergoeding.