ECLI:NL:CRVB:2005:AT3300

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/1177 WUV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.L.M.J. Stevens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verhuis- en herinrichtingskosten voor WUV-uitkering op basis van psychische klachten

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 maart 2005 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door L. de Liever, en de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Eiseres, geboren in 1918, is erkend als vervolgde en uitkeringsgerechtigde onder de Wet uitkeringen vervolgingslachtoffers 1940-1945. Ze heeft psychische klachten die verband houden met haar vervolging vanwege haar joodse afkomst. In augustus 2002 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor bijzondere voorzieningen in verband met verhuizing naar een serviceflat, maar deze aanvraag is afgewezen door verweerster op 24 januari 2003. De afwijzing is gebaseerd op het ontbreken van een medische indicatie voor de verhuizing, ondanks de aanvaarde psychische klachten van eiseres.

De Raad heeft de medische adviezen van geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad in overweging genomen en concludeert dat er geen aanknopingspunten zijn om de afwijzing van verweerster te betwisten. De Raad stelt vast dat de verhuizing naar de serviceflat voornamelijk werd ingegeven door praktische overwegingen, zoals de grootte van de vorige woning en de problemen die eiseres ondervond bij het onderhoud daarvan, en niet door de psychische klachten die verband houden met haar verleden.

De Raad heeft ook de argumenten van de gemachtigde van eiseres over de zorgvuldigheid van de besluitvorming en de behandeltermijn beoordeeld, maar vindt geen steun in de stukken voor de stelling dat de besluitvorming onzorgvuldig was. De Raad concludeert dat er geen gronden zijn voor vernietiging van het bestreden besluit, waardoor dit besluit in stand blijft. De Raad heeft geen termen gezien om proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de aanvraag voor verhuis- en herinrichtingskosten.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/1177 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 29 januari 2004, kenmerk JZ/B70/2004/0037, heeft verweerster ten aanzien van eiseres een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dat besluit heeft L. de Liever, wonende te Amersfoort, als gemachtigde van eiseres bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift is uiteengezet waarom eiseres zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 3 februari 2005. Daar is eiseres verschenen bij haar gemachtigde
L. de Liever, voornoemd, en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door mr. A den Held, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Eiseres, geboren in 1918, is vervolgde en uitkeringsgerechtigde in de zin van de Wet. Tevens zijn haar bijzondere voorzieningen toegekend. Hierbij is aanvaard dat de psychische klachten van eiseres in causaal verband staan met de door haar tijdens de oorlogsjaren 1940-1945 vanwege haar joodse afkomst ondergane vervolging.
Bij aanvraag van augustus 2002 heeft eiseres verzocht om een bijzondere voorziening in de kosten van verhuizing en herinrichting in verband met een ophanden zijnde - en in september 2002 gerealiseerde - verhuizing naar een serviceflat.
Verweerster heeft de aanvraag afgewezen bij besluit van 24 januari 2003, zoals na gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, onder overweging dat op grond van de aanvaarde psychische klachten van eiseres geen medische dan wel medisch-sociale indicatie bestaat voor de verhuizing.
Ter beantwoording staat de vraag of, gelet op hetgeen namens eiseres in beroep is aangevoerd, het bestreden besluit in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Het hiervoor weergegeven standpunt van verweerster is in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze adviezen berusten op het geheel van de bij verweerster in verband met de eerdere aanvragen voorhanden medische gegevens zoals aangevuld op basis van een medisch onderzoek van eiseres op 6 januari 2003 door de geneeskundig adviseur G.L.G. Kho, arts, en van de huisarts van eiseres ontvangen informatie.
De Raad heeft in de voorhanden medische en andere gegevens geen aanknopingspunt gevonden om het, aan genoemde adviezen ontleende standpunt van verweerster onjuist te achten. Ook de Raad leidt uit die gegevens af dat de verhuizing naar de service flat werd ingegeven door de grootte van de vorige woning en de problemen die eiseres ondervond bij het onderhouden daarvan als gevolg van de bij haar bestaande - niet met de vervolging verbandhoudende - lichamelijke klachten. Aan de verklaring van de huisarts van eiseres kan niet die waarde worden gehecht die eiseres daaraan gehecht wenst te zien, te minder nu de door deze huisarts omschreven medische noodzaak voor de verhuizing ziet op de bij eiseres bestaande lichamelijke beperkingen.
Voor de opvatting van de gemachtigde van eiseres dat de informatie van de huisarts van eiseres door verweerster niet zorgvuldig kan zijn beoordeeld, vindt de Raad geen steun in de aanwezige stukken. De informatie van de huisarts is door de geneeskundig adviseur beoordeeld en aldus bij de besluitvorming van verweerster betrokken. Een kort tijdsbestek gelegen tussen het ontvangen van de betreffende informatie en afgifte van het bestreden besluit vormt op zichzelf nog geen reden om te spreken van een onzorgvuldige besluitvorming.
Voorzover de gemachtigde van eiseres naar voren heeft gebracht dat verweerster de behandel- en beslistermijn heeft overschreden overweegt de Raad het volgende. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bestaat de mogelijkheid om bezwaar respectievelijk beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag respectievelijk het bezwaar. Nu van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt en dus een dergelijke beoordeling niet voorligt, kan de Raad hier aan een zodanige overschrijding geen consequenties verbinden.
Gezien het vorenstaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 Awb inzake een vergoeding van proceskosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2005.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.