ECLI:NL:CRVB:2005:AT3355
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J. Janssen
- D.J. van der Vos
- G.J.H. Doornewaard
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak
In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om een bedrag van € 1.824,96 terug te vorderen. Appellante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde drs. N.J. Koek, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het Uwv heeft dit bezwaar op 10 mei 2004 niet-ontvankelijk verklaard vanwege een onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn. Appellante heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, na een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem die het beroep ongegrond verklaarde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld op 11 februari 2005. Appellante was aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de gedaagde partij werd vertegenwoordigd door mr. W.J. Belder van het Uwv. Appellante betoogde dat zij in haar belangen was geschaad omdat zij niet in staat was haar beroep mondeling toe te lichten. De rechtbank had de zaak versneld behandeld, wat leidde tot een korte termijn voor de uitnodiging voor de zitting. Appellante's gemachtigde was op vakantie en had de uitnodiging pas na zijn terugkomst ontvangen, waardoor hij niet ter zitting kon verschijnen.
De Raad overwoog dat de rechtbank de zaak terecht versneld had behandeld, gezien de spoedeisendheid. De bezwaartermijn is een strikte termijn en overschrijding daarvan leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij deze overschrijding verschoonbaar is. De Raad concludeerde dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De enkele bewering dat zij hiertoe niet in staat was, was onvoldoende. De Raad zag geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep van appellante ongegrond. Appellante had haar grieven ter zitting van de Raad kunnen inbrengen, maar dit leidde niet tot een andere conclusie over de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.