ECLI:NL:CRVB:2005:AT3371

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
04/5614 WVG
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. drs. Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 maart 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Middelburg. Appellant, vertegenwoordigd door D. Verschuure, had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank die zijn beroep tegen een besluit op bezwaar van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Maatschappelijke Zorg Walcheren niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift was overschreden en dat deze overschrijding niet verschoonbaar was.

De Centrale Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank. De Raad stelde vast dat het beroepschrift op 18 september 2002 was ontvangen, terwijl de beroepstermijn eindigde op 17 september 2002. Appellant had aangevoerd dat hij het beroepschrift op 13 september 2002 persoonlijk had afgegeven, maar de centrale balie van de rechtbank had de enveloppe op 18 september 2002 gestempeld. De Raad oordeelde dat de argumenten van appellant over de trage afdoening van de zaak door de rechtbank niet konden leiden tot een andere conclusie over de ontvankelijkheid van het beroep.

De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank, waarmee de niet-ontvankelijkheid van het beroep werd gehandhaafd. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/5614 WVG
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Maatschappelijke Zorg Walcheren, gevestigd te Middelburg, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 27 september 2004,
reg.nr. Awb 02/499, waarbij zijn beroep tegen het besluit op bezwaar van gedaagde van 6 augustus 2002 niet-ontvankelijk is verklaard wegens - niet-verschoonbare - overschrijding van de beroepstermijn.
Namens appellant heeft D. Verschuure, wonende te Neerpelt (België), een aanvullend hoger-beroepschrift ingezonden.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 2 februari 2005, waar appellant niet is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door P.W.L. van der Meer, werkzaam bij de gemeenschappelijke regeling Maatschappelijke Zorg Walcheren.
II. MOTIVERING
In hoger beroep is uitsluitend aan de orde de vraag of de rechtbank bij de aangevallen uitspraak het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Niet in geschil is dat het, in beroep bestreden, besluit op bezwaar van gedaagde op 6 augustus 2002 aan appellant is toegezonden. De beroepstermijn ving derhalve aan op 7 augustus 2002 en eindigde op 17 september 2002.
Appellant heeft gesteld dat hij de enveloppe met daarin het beroepschrift, gedateerd 13 september 2002, op 13 september 2002 persoonlijk heeft afgegeven bij de centrale balie van de rechtbank Middelburg.
Op die enveloppe, die zich bij de gedingstukken bevindt, is echter door de centrale balie van de rechtbank de datum
18 september 2002 gestempeld. Voorts is daarop, met pen, het tijdstip 11.15 uur vermeld. Op het beroepschrift zelf bevindt zich een stempelafdruk van de sector bestuursrecht van de rechtbank van eveneens 18 september 2002.
Gelet hierop stelt de Raad, evenals de rechtbank, vast dat het beroepschrift op 18 september 2002 bij de rechtbank moet zijn ontvangen. Dit betekent dat de beroepstermijn is overschreden. Dat de termijnoverschrijding verschoonbaar zou zijn, is niet gebleken.
Hetgeen in het aanvullend hoger-beroepschrift is aangevoerd over de trage afdoening van het beroep door de rechtbank, kan niet tot een ander oordeel over de ontvankelijkheid van het beroep leiden.
De rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) C.H.T.W. van Rooijen.