ECLI:NL:CRVB:2005:AT3548

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/3561 NABW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.G.M. Simons
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging uitspraak rechtbank wegens niet verschoonbare termijnoverschrijding in bezwaarprocedure

In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 21 mei 2003, waarin zijn beroep tegen het besluit van het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle werd afgewezen. Het College had eerder, op 13 november 2001, het recht op bijstand van appellant opgeschort en dit besluit later, op 15 februari 2002, met terugwerkende kracht ingetrokken. Appellant maakte bezwaar tegen het opschortingsbesluit, maar het College verklaarde dit bezwaar op 17 september 2002 niet-ontvankelijk wegens een niet verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank bevestigde deze beslissing, maar appellant ging in hoger beroep.

De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de rechtbank ten onrechte oordeelde dat er geen procesbelang meer was, omdat appellant aanspraak maakte op schadevergoeding in de vorm van wettelijke rente over de nabetaalde uitkering. De Raad corrigeerde ook de rechtbank door te stellen dat deze zich vergiste in de datum van het bezwaarschrift waarop het College had beslist. De Raad concludeerde dat het College terecht had geoordeeld dat er sprake was van een niet verschoonbare termijnoverschrijding, maar dat de rechtbank niet goed had gehandeld door het beroep van appellant niet-ontvankelijk te verklaren.

De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep tegen het besluit van 17 september 2002 ongegrond verklaard. Tevens werd bepaald dat de gemeente Zwolle het door appellant betaalde griffierecht van € 87,-- dient te vergoeden. De Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, op 16 maart 2005.

Uitspraak

03/3561 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellant], wonende te [woonplaats], appellant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 21 mei 2003, reg.nr. 02/1147 NABW.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 2 februari 2005, waar appellant niet is verschenen en gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door G. Smit, werkzaam bij de gemeente Zwolle.
II. MOTIVERING
In hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Bij besluit van 13 november 2001 heeft gedaagde het recht op bijstand van appellant met ingang van 1 november 2001 opgeschort. Bij besluit van 15 februari 2002 heeft gedaagde, voorzover hier van belang, de opschorting van het recht op bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken.
Bij brief van 12 april 2002 heeft appellant bezwaar gemaakt tegen, onder meer, het besluit van 13 november 2001.
Bij besluit van 17 september 2002 heeft gedaagde het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens, niet verschoonbare, overschrijding van de bezwaartermijn.
De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak - met een bepaling omtrent het griffierecht - het beroep van appellant tegen het besluit van 17 september 2002 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het procesbelang aan het beroep is komen te ontvallen.
Appellant heeft zich in hoger beroep gemotiveerd tegen dit oordeel van de rechtbank gekeerd.
De Raad stelt allereerst vast dat appellant in beroep naar voren heeft gebracht dat hij aanspraak maakt op schadevergoeding in de vorm van de wettelijke rente over de na het besluit van 15 februari 2002 nabetaalde uitkering. De rechtbank is hieraan voorbijgegaan en heeft daarom ten onrechte geoordeeld dat geen sprake (meer) is van procesbelang.
De Raad stelt vervolgens vast dat de rechtbank blijkens de aangevallen uitspraak ervan is uitgegaan dat bij het besluit van 17 september 2002 is beslist op een bezwaarschrift van 27 december 2002 [lees: 2001]. Dat is niet juist. Er is - immers - beslist op het bezwaarschrift van 20 april 2002.
In het besluit van 17 september 2002 heeft gedaagde zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van het bezwaarschrift van 20 april 2002 sprake is van, niet verschoonbare, termijnoverschrijding.
De Raad ziet in het voorgaande aanleiding de aangevallen uitspraak in zijn geheel te vernietigen en het beroep tegen het besluit van 17 september 2002 ongegrond te verklaren.
Gelet op de dwingende bepaling van artikel 25, eerste lid, van de Beroepswet, dient de uitspraak van de Raad ook in een geval als het onderhavige in te houden dat het door appellant in hoger beroep betaalde griffierecht (€ 87,--) wordt vergoed. Voor de goede orde merkt de Raad in dit verband nog op dat, nu de aangevallen uitspraak in zijn geheel wordt vernietigd, de gemeente Zwolle niet (meer) gehouden is het in beroep betaalde griffierecht (€ 29,-- en niet, zoals in de aangevallen uitspraak is vermeld, € 31,--) te vergoeden.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de Raad geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep tegen het besluit van 17 september 2002 ongegrond;
Bepaalt dat de gemeente Zwolle aan appellant het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 87,-- vergoedt.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van C.H.T.W. van Rooijen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 16 maart 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) C.H.T.W. van Rooijen.